Gebruik
8.5 De ledzaklamp gebruiken
!
VOORZICHTIG! Gevaar voor letsel
Kijk niet rechtstreeks in de ledzaklamp, omdat uw ogen hierdoor beschadigd kunnen
raken.
I
INSTRUCTIE
De ledzaklamp kan niet worden gebruikt tijdens het opladen.
De ledzaklamp heeft drie bedieningsmodi:
• Continu licht: De ledzaklamp blijft branden.
• Flitslicht: De ledzaklamp knippert met een constant interval.
• SOS-signaal: De ledzaklamp knippert het SOS-signaalpatroon.
➤ Om de ledzaklamp te gebruiken en tussen de verschillende bedieningsmodi te schakelen, gaat u te werk zoals
afgebeeld (afb. 5, pagina 5).
8.6 Voertuigen starthulp geven
!
WAARSCHUWING! Gevaar voor elektrische schokken en brand
• Sluit de twee accuklemmen niet op elkaar aan.
• Gebruik uitsluitend de meegeleverde accuklemmen.
• Let zowel op de vereiste volgorde van aansluiten en loskoppelen van de accuklem-
men als op de juiste polariteit.
!
VOORZICHTIG! Gevaar voor letsel
Steek geen vingers of handen in de accuklemmen.
A
LET OP! Gevaar voor schade
• Geef een diepontladen of defecte voertuigaccu geen starthulp.
• Probeer het voertuig niet vaker dan 3 keer achter elkaar met startkabels te starten.
Als het voertuig na 3 pogingen niet start, moet het voertuig worden gecontroleerd
door een erkende werkplaats.
I
INSTRUCTIE
• De starthulp kan maximaal 30 keer starthulp geven, afhankelijk van de cilinderin-
houd en de motor van het voertuig.
• Starthulp geven werkt mogelijk niet goed voor voertuigen waarvoor externe start-
kabels nodig zijn (bijv. de accu bevindt zich in de kofferruimte of op een andere
locatie). Zie de gebruiksaanwijzing van uw voertuig.
106
PJS1000
NL