In het geval van te intensief en langdurig werk schakelt het beschermingssysteem in. Het wordt door
geel lampje als op de afbeelding gesignaleerd. Wanneer het lasapparaat naar het
overbelastingmodus overgaat, werkt het ventilator doorlopend en koelt de elementen die het lascircuit
besturen. Na enige tijd, die van thermische overbelasting en de omgevingstemperatuur afhangt, gaat
het lampje uit. Het lassen kan opnieuw worden gestart.
De ventilatieopeningen van het lasapparaat altijd vrij laten. Wanneer het lasapparaat moet bv. tegen
regen worden beschermd, een afscherming gelijk op een regenscherm of onderdak maken. Het
stroom van koellucht moet vrij zijn.
9. Gebruik van het lasapparaat
Het booglassen met beklede elektrode bestaat uit ontsteken van de boog door een lasser tussen de
elektrodeuiteinde en materiaal van gelast werkstuk. Het is een proces waarbij een vaste verbinding
wordt bereikt door smelt van de elektrische boog van de beklede elektrodekern en de metallische
bekleidingonderdelen van de elektrode en gelast materiaal. De elektrode wordt met de hand door de
lasser ingevoerd en onder een hoek gesteld. Het wordt een lasnaad gevormd. De bekleiding
afhankelijk van de elektrodetype vormt tijdens het lasproces een beschermgas van de boog en
beveiligt het tegen atmosfeer, voert tot het laswerkstuk de zuurstofwegvangers en produceert een
slaklaag.
Tot de basislasparameters behoren lasstroom (afgesteld door de lasser met draaiknop),
boogspanning (afgesteld door de lasser met interval van de elektrode van het materiaal), lassnelheid
(afgesteld door de lasser door vertraging of versnelling van de handmatige invoer van de elektrode) en
de elektrodediameter en zijn positie tegenover de verbinding.
Om de voornoemde redenen is het verloop van het lasproces in grote mate afhankelijk van kennis,
ervaring, vaardigheden en de praktijk van de lasser.
Het wordt aanbevolen dat de minder ervaren operateur de lasproeven met onnodige materiaalstukjes
uitvoert.
Vóór het werk absoluut alle hierboven omschreven handelingen uitvoeren. Bijzondere aandacht
besteden op kwesties verbonden met arbeidsveiligheid en voorbereiding van de werkplek, reiniging
van het voor het lassen bestemde werkstuk en de voorbereiding van het apparaat.
Het voor het lassen bestemde werkstuk op
klemhouder reinigen. Rost, lak en dergelijke met draadborstel, schuurpapier of door chemisch
ontvetten verwijderen. De reiniging van de elementen voor handmatig lassen op de oppervlakte van
ong. 25 mm uitvoeren.
Verontreiniging van het materiaal moet worden verwijderd omdat tijdens het lassen het emissie van
grote hoeveelheden gassen en stikstofoxiden kan veroorzaken, het is bovendien de oorzaak van
blaarvorming of oxide in de lasnaad.
De laskabels aan het lasapparaat aansluiten conform de polariteit zoals door de producent van de
elektroden opgegeven, de stekker in het stopcontact steken (schakelaar moet in de positie aan zijn),
de klemhouder op het voor lassen bedoeld werkstuk plaatsen, de beklede elektrode in de houder
plaatsen. Het lasapparaat aanzetten en met de draaiknop het gewenste lasstroom (afb. A1) instellen.
De boog ontsteken door elektrode met materiaal te verbinden en de elektrode zo af te stellen dat de
boog was verzekerd of door het wrijven met de elektrode op het werkstukoppervlakte. De boog wordt
altijd binnen de lasnaad ontstoken die wordt aangebracht. Na het lassen de lasnaad schoonmaken
door de resterend slak met de hamer te verwijderen.
10. Lopende handelingen
De lopende handelingen dienen te worden uitgeóoerd met de stekker uitgetrokken.
Telkens de technische staat van het lasapparaat controleren. De juiste werking van de stroomkabels
controleren, ze mogen geen beschadigingssporen vertonen. De staat van beide houders controleren.
De toestand van de voedingskabel controleren.
NL
136
lasnaadplekken en op een bevestigingsplek van