P
RODUCTVEILIGHEID
!
LET OP
•
Enkel gekwalificeerd en ervaren personeel mag de uitrusting
installeren en onderhouden.
•
Camera's die werken op netspanning ( 230 VAC ) staan
onder gevaarlijke spanning.
•
Verwijder de behuizing van de camera niet, dit kan immers
leiden tot elektrische schokken met verwonding of de dood
tot gevolg hebben.
•
Dit apparaat bevat intern geen door de gebruiker te
onderhouden onderdelen.
•
Camera's die worden aangesloten op de netspanning
moeten ook worden voorzien van een deugdelijke aarding.
Laagspanningscamera's mogen enkel werken met de voeding van
een geïsoleerde stroombron van Klasse 2.
De AR digitale serie CCTV-camera's is ontworpen voor algemene
CCTV-toepassingen.
De camera's mogen enkel werken bij een bedrijfstemperatuur
o
o
tussen -10
C en + 50
C.
Gebruik de camera enkel met de opgegeven voedingsspanning.
De camera's moeten gebruikt worden in een schone, droge en
stofvrije omgeving, tenzij ze voorzien zijn van een geschikte
beschermkast met een beschermingsklasse van IP65 of beter (zie
Aritech's assortiment van beschermkasten voor binnen en buiten).
De AR digitale serie camera's is beschikbaar met drie
ingangsspanningen: 230 VAC, 12 VDC en 24 VAC.
De voor de camera vereiste spanning staat duidelijk aangegeven
op de achterkant van de camera.
Laagspanningsversies mogen enkel werken met de voeding van
een geïsoleerde stroombron van Klasse 2.
De rode voedings-LED op de achterkant geeft aan dat de
elektrische voeding is aangesloten.
L
ENZEN
Voor een optimale beeldkwaliteit van de camera is het belangrijk
dat de gekozen lens voldoet aan de specifieke toepassing, en dat
hij correct gemonteerd en ingesteld is.
•
Alvorens de lens te monteren moet zeker gesteld worden dat
de achterkant van de lens niet in contact komt met de
CCD beeldsensor in de camera.
•
Raak het oppervlak van de CCD beeldsensor niet aan. Als
de sensor per ongeluk toch is aangeraakt, moet u hem
schoonmaken met isopropanol (speciaal reinigingsmiddel).
•
Stel de CCD beeldsensor niet bloot aan rechtstreeks
zonlicht, dit kan een negatieve invloed hebben op de
prestaties van de camera.
•
AR digitale camera's ondersteunen het gebruik van lenzen
van C- en CS-type.
Er kunnen vier types lenzen gebruikt worden voor de AR digitale
serie camera's (zie hoofdstuk "Camerafuncties en –schakelaars"
voor een illustratie):
•
Lenzen met vast diafragma en handmatig diafragma zijn
aanbevolen voor toepassingen binnenshuis en toepassingen
met constant lichtniveau. Deze lenzen vereisen geen
bedradingsaansluitingen van de camera. Zorg ervoor dat de
lensmodus-schakelaar op de achterkant van de camera op
AES staat.
12
•
Lenzen met autodiafragma en Direct Drive lenzen worden
verbonden met de camera via de autodiafragma-connector
(E) en zijn geschikt voor toepassingen binnen en buiten. In
de cameraverpakking is een geschikte 4-pens connector
meegeleverd. Voor de draadaansluitingen van beide types
lenzen, zie de handleiding van de leverancier van deze lens.
•
Een autodiafragmalens zorgt voor een interne bewaking
van het videosignaal van de camera en past het diafragma
automatisch aan het wijzigende lichtniveau aan. Gewoonlijk
zijn deze lenzen voorzien van een niveauverstelling aan de
zijkant van de lensbehuizing (zie de handleiding van de
leverancier van deze lens). Zorg ervoor dat de lensmodus-
schakelaar op VD staat bij gebruik van een
autodiafragmalens.
•
Een Direct Drive lens wordt intern aangestuurd vanuit de
Aritech camera. Hij stelt het diafragma automatisch in
conform het wijzigende lichtniveau. Om het niveau van de
lens in te stellen voor een rimpelspanning van 1 volt kunt u
de potentiometer voor verstelling van het DC-niveau aan de
achterkant van de camera gebruiken (I). Zorg ervoor dat de
lensmodus-schakelaar op DD staat bij gebruik van een Direct
Drive lens.
L
– I
ENZEN
NSTELGIDS
Lenzen met vast diafragma – Stel het lensbrandpunt in op
oneindig en neem een object op een afstand van meer dan 5. Als
het beeld niet scherp is, moet u het achtergrondbrandpunt
verstellen met het oog op een beter beeld.
Lenzen met handmatig diafragma – Open het diafragma
volledig en stel het lensbrandpunt in op oneindig. Neem een
object op een afstand van meer dan 5. Als het beeld niet scherp
is, moet u het achtergrondbrandpunt verstellen met het oog op
een beter beeld. Stel het brandpunt en het diafragma in zoals
vereist.
Autodiafragma en Direct Drive lenzen - Open het diafragma
volledig door de lens af te dekken met een geschikt ND-filter
(Neutral Densitie). Stel het lensbrandpunt in op oneindig en neem
een object op een afstand van meer dan 5 . Stel het beeld scherp
aan de hand van de achtergrondbrandpunt-verstelling. Verwijder
de ND-filter en stel het brandpunt in zoals vereist.
Let op !
De brandpuntinstelling kan verschillen tussen dag en nacht, en de
hoeveelheid infrarood licht die door de camera wordt opgenomen.