onzuiverheden bevat om de filter van het
reservoir niet te verstoppen en om onherstelbare
schade aan de oliepomp te vermijden.
Het gebruik van olie van goede kwaliteit is
essentieel om een effectieve smering van
de zaagmechaniek te verkrijgen; een al
gebruikte olie of olie van slechte kwaliteit
brengt de smering in gevaar en verkort de
bedrijfsduur van de ketting en van de stang.
BELANGRIJK Start de ketting nooit
zonder voldoende olie, omdat dit de
zaaginrichting kan beschadigen en de
veiligheid ervan in gevaar kan brengen.
Als het oliepeil laag is, vul dan als volgt bij:
1. Draai de dop (Afb. 22.A) van het
oliereservoir los, en verwijder hem.
2. Giet olie in het reservoir en controleer het
peil via de specifieke indicator (Afb. 22.B).
3. Controleer dat er tijdens het vullen
geen onzuiverheden terecht
komen in het oliereservoir.
4. Plaats de oliedop opnieuw, en draai hem vast.
7.4
REINIGING
7.4.1
Reiniging van de machine
en van de motor
Na elke werksessie:
• Reinig de machine grondig van stof en vuil.
• Houd de machine, en in het bijzonder de motor
vrij van resten bladeren, takken of teveel vet, om
het risico op brand tot een minimum te herleiden.
• Reinig de machine steeds na gebruik
met een schone en met een neutraal
reinigingsmiddel bevochtigd doek.
• Verwijder alle sporen van vochtigheid met
een zachte en droge doek. Vochtigheid
kan leiden tot risico op elektrocutie.
• Gebruik geen agressieve reinigingsmiddelen
of oplosmiddelen om de plastic delen
of de handgrepen te reinigen.
• Gebruik geen waterstralen en vermijd de motor
en de elektrische onderdelen nat te maken.
• Om oververhitting en schade aan de motor
of aan de accu te vermijden, moet men zich
er steeds van verzekeren dat de zuigroosters
van de koellucht schoon en vrij van afval zijn.
7.4.2
Reiniging van de ketting
Verwijder na elk gebruik alle sporen van
zaagsel of olieafzettingen van de ketting.
Bij sterke vervuiling of verharding:
1. Demonteer de ketting en leg ze enkele uren in
een bak met een specifiek reinigingsmiddel.
2. Spoel ze af met schoon water en behandel ze
met een geschikte corrosiewerende spray.
3. Hermonteer ze op de machine.
7.5
BLOKKEERELEMENT KETTING
Controleer voor elk gebruik de condities van het
blokkeerelement van de ketting (Afb. 1.I), en herstel
het als het beschadigd is.
7.6
SMEEROPENINGEN
MACHINE EN STANG
Vóór elk dagelijks gebruik
4. Verwijder de carter (par. 4.2)
5. Demonteer de stang
6. Controleer dat de smeeropeningen
van de machine (Afb. 23.A) en van de
geleidestang (Afb. 23.B) niet zijn verstopt.
7.7
MOEREN EN SCHROEVEN
VOOR BEVESTIGING
• Houd de schroeven en moeren goed
vastgedraaid, om er zeker van te zijn
dat de machine altijd veilig werkt.
• Controleer regelmatig of de
handgrepen stevig bevestigd zijn.
7.8
PIGNONWIEL KETTING
Controleer, bij uw Dealer, elke maand
de condities van het pignonwiel en
vervang het als de aanvaardbare
slijtagelimieten worden overschreden.
Monteer geen nieuwe ketting met een
versleten pignonwiel en omgekeerd.
7.9
ONDERHOUD TANDKETTING
Voor doeltreffendheids- en
veiligheidsredenen is het zeer belangrijk
dat de zaaginrichtingen goed scherp zijn.
De ketting moet bijgeslepen worden wanneer:
• Het zaagsel bijna stof wordt.
• Een grotere krachtinspanning nodig is
om de bewerkingen uit te voeren.
• De zaagbewerking niet rechtlijnig is.
• De trillingen toenemen.
Als de ketting niet scherp genoeg is,
neemt het risico op terugslag (kickback) toe.
BELANGRIJK Er wordt aanbevolen om
het slijpen van de ketting toe te vertrouwen
NL - 13