Anl. SHZ 125/250 7 spr.
5. Inbedrijfstelling
Vergewis u er zich van dat de netspanning overeenkomt
met de spanning vermeld op het kenplaatje van de takel.
Beveilig uw elektrische installatie door een overstroom-
losser van 10 A. Een extra beveiliging van personen
biedt het gebruik van een verliesstroom-veiligheidsscha-
kelaar (Fi-schakelaar). Vergewis u er zich van dat de
schakelaar uitgeschakeld is als u het toestel aansluit op
het stroomnet.
Bedieningsvoorschriften
Enkel personen die aantoonbaar vertrouwd zijn
met de bedieningsvoorschriften mogen takels
bedienen.
De bedieningspositie moet worden gekozen zodat
de persoon die de takel bedient niet door neerval-
lende lasten in gevaar kan worden gebracht.
Voor het hijsen of verlagen van een last dient u
zich ervan te vergewissen dat niemand in de
gevarenzone verblijft.
De bediener van de takel is verantwoordelijk voor
de perfecte staat van de toestellen zoals keerrol-
len en montage-elementen alsook voor hun veilige
bevestiging op stabiele bevestigingsplaatsen.
De bediener van de takel is verantwoordelijk voor
het in acht nemen van de maximale belasting.
Dragende kabels en lasten mogen nooit over kan-
ten worden getrokken.
De bediener van de takel moet de veiligheidsin-
richtingen controleren alvorens de takel in gebruik
te stellen.
De last mag niet rechtstreeks met de hijskabel
maar moet steeds met de lasthaak worden vast-
gemaakt.
De bediener van de takel moet de beweging van
de last altijd in het oog houden.
Heeft de bediener van de takel geen zicht op de
opwaartse of neerwaartse beweging, moet de
gevarenzone worden afgezet en er moet een aan-
wijzer worden ingezet die zicht heeft op het werk-
veld.
De bediener van de takel moet zicht hebben op
het einde van de lastweg om de inwerkingstelling
van de noodeindschakelaar bij normaal gebruik te
voorkomen.
Indien de bediener de bedieningsstand van toe-
stellen met zwevende last verlaat, moet de geva-
renzone onder de last worden beveiligd.
Takels mogen enkel voor het hijsen en neerlaten
van lasten worden gebruikt. Het transport van per-
sonen is principieel verboden.
Er moet zeker worden vermeden dat de last ver-
haakt geraakt teneinde de takel niet te overbela-
sten.
De te transporteren last dient steeds vast en veilig
te zijn vastgehaakt op de bevestigingshaak.
6. Installation
Het dragende deel waaraan de takel zal worden
vastgemaakt, moet minstens dubbel zo veel last
kunnen dragen als de te verwachten last. (Wij
09.12.2003
11:48 Uhr
raden u aan om bij een deskundige advies te vra-
gen).
De takel wordt bij voorkeur gemonteerd op een
stalen buisdwarsligger. De te gebruiken stalen
buis moet een diameter van 43 mm en een wand-
dikte van minstens 3 mm hebben.
De buisdwarsligger moet stevig in een muur zijn
bevestigd. De bevestiging dient overeenkomstig
stabiel te zijn uitgevoerd om de zich voordoende
krachten te kunnen dragen.
Let er goed op dat het toestel steeds horizontaal
en nooit schuin wordt bevestigd.
Haak de lasthaak (4) bij gebruik van de keerrol
vast in de haakhouder (10) van de dragende
behuizing (15).
7. Bediening
1.
Vergewis u er zich voor werkbegin van dat de
bedieningsschakelaar (8) zich in stand UIT
bevindt en de staaldraadkabel (13) exact winding
naast winding op de kabeltrommel (11) is opge-
wonden (zie fig. 3). Laat ook in helemaal afgewon-
den toestand minstens 3 windingen op de kabel-
trommel om de kabel niet te beschadigen.
2.
De bediening gebeurt d.m.v. de bedieningsscha-
kelaar (8) in de behuizing (7) die naargelang van
de looprichting moet worden bediend. Schakel
niet rechtstreeks vanuit de voorloopbeweging over
naar terugloop, maar stop het toestel daartussen.
3.
Door indrukken van de NOOD-UIT schakelaar (9)
kan de takel worden uitgeschakeld en tegen her-
inschakelen worden geborgd. Om de takel
opnieuw te kunnen bedienen moet de NOOD-UIT
schakelaar eerst naar links worden gedraaid;
daardoor wordt de rode toets weer ontgrendeld en
de takel is gereed om bediend te worden.
4.
Als het rode kabeleinde ter voorschijn komt mag
de kabel niet meer verder worden afgewonden !
5.
Kan de takel een gewicht niet direct ophijsen,
dient u de takel onmiddellijk stop te zetten om
beschadigingen en ongevallen te voorkomen.
6.
Let er goed op dat de last veilig aan de lasthaak
(4) of keerrol (14) zit en blijf steeds op afstand van
de last en de staaldraadkabel (13).
7.
Bij het neerlaten van een last dient er op te wor-
den gelet dat de takel bij het stoppen nog enkele
minuten kan uitlopen; daarom tijdig stoppen !
8.
Zorg er voor dat de
8. Onderhoud
1.
Controleer regelmatig de staaldraadkabel (13) op
zijn gehele lengte op beschadigingen alsook de
werking van de eindschakelaar (5) (takel laten
ophijsen tot het uitschakelgewicht (12) de uitscha-
kelbeugel (3) in werking stelt).
2.
Is de staaldraadkabel (13) beschadigd (geknikt of
Seite 25
NL
25