Blokkeer nooit, geheel of gedeeltelijk, de luchtinlaat (achterkant) en/of de luchtuitlaat (voorkant). Gebruik
geen extra leidingen om de lucht van of naar het toestel te kanaliseren.
Houd een veiligheidsafstand van minstens 2 m tot muren en andere voorwerpen.
Gebruik het toestel alleen op een hittebestendig oppervlak.
Om brandgevaar te voorkomen, plaats het toestel op een vlak, stabiel en hittebestendig oppervlak.
Gebruik het toestel niet in ruimten waar explosieve stoffen, gassen, vloeistoffen of andere ontvlambare
materialen (stoffen, hout, papier, brandstoffen, enz.) aanwezig zijn.
Gebruik een brandwerende bescherming wanneer u het toestel gebruikt in de nabijheid van trappen,
gordijnen en andere ontvlambare materialen. Respecteer een veiligheidsafstand van 2.5 m tussen de hete
onderdelen van het toestel en andere ontvlambare materialen (stoffen, hout, papier, petroleum, enz.).
Laat onderhoud- en reparatiewerkzaamheden door een bekwame vakman uitvoeren.
Ontkoppel het toestel van het lichtnet en van elke gastoevoer als het toestel onbeheerd is en als de
veiligheidsvoorschriften niet kunnen worden nageleefd.
Als het toestel niet inschakelt of als er storing optreedt bij het inschakelen, ontkoppel het toestel van het
lichtnet en van de gasfles. Controleer of de ventilator geblokkeerd is en of er voldoende luchttoevoer is voor
u het toestel opnieuw inschakelt.
Transporteer, hanteer of reinig nooit een ingeschakeld toestel.
Vervang de gasslang enkel door een gelijkaardige slang of een slang die bestand is tegen de gebruikte
gasdruk. Respecteer de plaatselijke voorschriften. De gasslang moet 1.5 m lang zijn. Zorg ervoor dat de
flexibele slang niet gebogen of geknikt is.
Gebruik een gasslang niet om warme lucht te kanaliseren.
Wanneer het toestel gedurende een lange tijd niet wordt gebruikt, ontkoppel het toestel van het lichtnet,
draai de drukregelaar dicht, ontkoppel de gasslang en draai de gastoevoer dicht.
Laat het toestel jaarlijks onderhouden door een bekwame vakman.
3.
Waarschuwing
Verstikkingsgevaar.
Gebruik het toestel niet in niet-geventileerde ruimten. Onvoldoende ventilatie zal leiden tot een slechte
verbranding. Een slechte verbranding kan leiden tot CO-vergiftiging en ernstige letsels of de dood. De
symptomen kunnen zijn: hoofdpijn, duizeligheid en ademhalingsproblemen.
Blokkeer nooit de luchtinlaat en luchtuitlaat van het toestel.
GASGEUR. Om lekken te kunnen detecteren, wordt een geurstof aan gas toegevoegd. Een gaslek
wordt daardoor waarneembaar. LP-gassen zijn zwaarder dan lucht en blijven tegen de grond hangen.
U kunt de gasgeur dicht bij de vloer waarnemen. Een gasgeur vraagt om onmiddellijke actie.
Doe niets waardoor het brandstofgas zou kunnen ontbranden. Bedien geen elektrische schakelaars.
Ontkoppel geen voedings- of verlengkabels. Gebruik geen lucifers of aansteker. Gebruik uw telefoon niet.
Evacueer onmiddellijk iedereen uit het gebouw.
Sluit alle toevoerkleppen of de hoofdbrandstoftoevoerklep aan de meter als u aardgas gebruikt.
Verlaat de zone of het gebouw en bel uw gasleverancier en de brandweer. Blijf weg uit het gebouw of van
de zone totdat deze opnieuw veilig is verklaard door de brandweer en de gasleverancier.
Laat de gasleverancier en de brandweer een controle uitvoeren.
4.
Algemene richtlijnen
Raadpleeg de Velleman® service- en kwaliteitsgarantie achteraan deze handleiding.
5.
De gasfles aansluiten en vervangen
Vervang de gasfles enkel in de openlucht, buiten het bereik van open vuur of andere warmtebronnen.
Gebruik de volgende onderdelen om de gasfles aan te sluiten:
1 flexibele slang voor vloeibaar gas (meegelev.)
1 drukregelaar voor vloeibaar gas (meegelev.)
Aansluiting
1. Sluit de gasfles aan op het toestel zonder te forceren.
2. Monteer de drukregelaar op de gasfles.
3. Controleer of de aansluiting van drukregelaar gasdicht is (volgens de gebruikte gasfles).
V. 03 – 11/09/2017
FT10C/FR - FT15C/FR - FT30C/FR
9
©Velleman nv