6.
Wanner de gewenste oppervlaktetemperatuur van de kachel is bereikt,
toont het display FIRE ON. Led 10 zal doven.
7.
De recirculatieventilator zal gaan draaien en de lucht uit de ruimte aan de
achterzijde aanzuigen. Deze wordt vervolgens door de warmtewisselaar ge-
blazen en zo verwarmd. De verwarmde lucht wordt de ruimte ingeblazen
aan de voorzijde van de kachel.
8.
Tijdens de normale werking geeft het display de stand van de warmteaf-
gifte (1-2-3-4 of 5) en de temperatuur van de ruimte aan.
9.
Wanneer de gewenste kamertemperatuur bereikt is, toont het display ECO
en de temperatuur van de ruimte. De kachel zal op het laagst mogelijke
verwarmingsniveau blijven branden.
4.3 ONGEWONE OPSTARTPROCEDURE
Wanneer de kachel opgestart wordt bij een kamertemperatuur die lager is dan
ongeveer 0°C of wanneer de verbrandingslucht lager is dan 0°C, kan de opstart-
procedure afwijkend zijn.
Wanneer de ontbrandingsprocedure bij deze lage temperaturen niet leidt tot een
goed brandend vuur, toont de display "ALAr No FirE".
Om het vuur te starten, dient u "aanmaakblokjes" te leggen op de bodem van
de branderpot. Steek het aanmaakblokje aan met een lucifer en wacht 1 minuut
alvorens de kachel te starten met de "normale opstartprocedure" zoals beschreven
in hoofdstuk 4.2.
Wanneer dit niet leidt tot een goed brandend vuur, dienen de installatieparame-
ters van de kachel gewijzigd te worden door een professional. Neem contact op
met een goedgekeurde installateur.
4.4 DE TEMPERATUUR INSTELLEN
3.
1.
Druk op de toets 1 om naar het instelmenu van de temperatuur te gaan. Het
display geeft "set" en de gewenste temperatuur aan.
2.
Druk op toets 1 om de gewenste temperatuur te verlagen. Het display geeft
de ingestelde temperatuur aan.
3.
Druk op toets 2 om de gewenste temperatuur te verhogen. Het display
geeft de ingestelde temperatuur aan.
4.
De gewenste temperatuur is nu ingesteld. Het display zal na 3 seconden
automatisch terugkeren naar de normale werkingsmodus.
5.
De wijziging van de gewenste temperatuur is nu voltooid.
1
113