4 Aansluiting van de
bewegingsdetector
De aansluitingen mogen enkel bij een uitgeschakeld
toestel tot stand gebracht of gewijzigd worden.
4.1 Camera en monitor
Sluit de bewakingscamera op de BNC-jack VIDEO
IN (15) aan. Verbind één of twee monitoren met de
BNC-jacks VIDEO OUT (14).
4.2 Alarmsysteem
Indien door de bewegingsdetector een alarm geac-
tiveerd wordt, kan eveneens een aangesloten alarm-
systeem in werking gesteld worden. Leid hiervoor de
alarmkring van het alarmsysteem langs de klemmen
(9). Indien de contacten in de alarmkring normaal
gesloten zijn, verbind dan de klemmen NC en COM.
Indien de contacten normaal open zijn, gebruik dan
de NO- en COM-contacten.
4.3 Extra luidsprekers
Behalve de ingebouwde luidspreker (20) kan op de
klemmen SPEAKER (13) een piëzoluidspreker of
een luidspreker met een impedantie van minstens
100 Ω aangesloten worden. Het volume van het
alarmsignaal voor zowel de ingebouwde luidspreker
als de extra luidspreker wordt met behulp van de
VOLUME-regelknop (8) ingesteld.
4.4 Extra regelschakelaar voor alarm-reset
Wanneer een bijkomende schakelaar nodig is, om
een alarm uit te schakelen, verbind deze dan met de
klemmen RESET (10) en OUTPUT - (12). De regel-
schakelaar is parallelgeschakeld met de toets
ALARM/RESET (5).
4.5 Bijkomende alarmtoestellen
Voor de activering van bijkomende alarmtoestellen
kunt u gebruik maken van klem (11). Bij alarm
bedraagt de regelspanning 12 V , met een max.
pasar un bucle de la central de la alarma por los bor-
nes (9). Si los contactos están normalmente cerra-
dos en el bucle de alarma, conectar los bornes NC y
COM. Utilizar los bornes NO y COM para los contac-
tos abiertos normalmente
4.3 Altavoz suplementario
Además del altavoz integrado (20) se puede conec-
tar otro altavoz, a los bornes SPEAKER (13); se
puede hacer con un altavoz piezo o con un altavoz
de impedancia de 100 Ω como mínimo. Se puede
regular el volumen de la señal de alarma del altavoz
integrado y del altavoz supplementario con el poten-
ciómetro VOLUME (8) en común.
4.4 Interruptor suplementario fugitivo
para cortar la alarma
Si es necesario un interruptor suplementario fugitivo
para parar una alarma, conectar esta última a los
bornes RESET (10) y OUTPUT - (12); está conec-
tada en paralelo a la tecla ALARM/RESET (5).
4.5 Aparatos suplementarios
Para activar otros aparatos, el borne (11) lleva una
tensión de + 12 V
en caso de alarma. La potencia
es de 100 mA máx. La masa para la tensión de
mando está en el borne (12).
4.6 Conexión a la red
Una vez que el conjunto de los otros aparatos está
conectado, conectar el detector de movimiento video
a una toma de red 230 V~/50 Hz.
5 Funcionamiento
1) Conectar el aparato mediante el interruptor
POWER (1), después conectar la cámara y el
monitor.
2) En el monitor son visibles cuatro campos, con
forma de cuadrado blanco (esquema 4). Si la ilu-
vermogen van 100 mA. Gebruik de klem (12) als
massa voor deze stuurspanning.
4.6 Aansluiting op de netstroom
Verbind de bewegingsdetector pas met het elektrici-
teitsnet (230 V~/50 Hz), nadat alle andere toestellen
op de detector aangesloten zijn.
5 Werking
1) Schakel de bewegingsdetector in met de
POWER-schakelaar (1). Doe hetzelfde met de
camera en de monitor.
2) Op de monitor zijn vier detectiepunten zichtbaar
in de vorm van witte vierkanten (fig. 4). Bij veran-
dering van de helderheid in een van deze punten
treedt een alarm in werking. Verplaats de detec-
tiepunten met behulp van de MARK ADJUST-
regelknoppen (2) naar die posities in het beeld,
waar een alarm in werking moet treden in geval
van een verandering van de helderheid, b.v. een
deur, een venster of een doorgang. Met de
bovenste regelknoppen (V) verplaatst u de detec-
tiepunten verticaal, met de onderste regelknop-
pen (H) horizontaal.
Opmerking: Bij het verplaatsen van de detectie-
punten wordt door verschillen in helderheid in het
beeld ook een alarm geactiveerd. Draai de
VOLUME-regelknop (8) eventueel eerst helemaal
naar links in de laagste volumestand.
3) Met behulp van de schakelaars (19) op de onder-
zijde van de bewegingsdetector kunnen de detec-
tiepunten 1 en 2 tot horizontale balken verbreed
worden (fig. 5). Met de schakelaars (18) kunnen
de detectiepunten 3 en 4 tot verticale balken ver-
groot worden. Een detectiepunt heeft zijn maxi-
male grootte bereikt, wanneer de betreffende vier
schakelaars in de ON-stand staan.
Belangrijk! Hoe groter de ingestelde waarde van
een detectiepunt, hoe lager de gevoeligheid voor
activering van het alarm.
minación de uno de estos campos es modificada,
se dispara una alarma. Utilizar los reglajes MARK
ADJUST (2) para desplazar los campos y posicio-
narlos en el enmarco de la imagen donde una
alarma debe conectarse por una modificación
luminosa, por ejemplo, una ventana, una puerta o
un pasaje. Los reglajes superiores (V) permiten
modificar los campos en vertical, los inferiores (H)
en horizontal.
Nota: mientras se desplaza uno de los campos,
se dispara una alarma a causa de la diferencia de
iluminación de la imagen. Poner el reglaje
VOLUME (8) enteramente hacia la izquierda
donde el volumen es más débil.
3) Con los reglajes (19), situados en la cara inferior,
se pueden alargar los campos 1 y 2 en zonas de
detección horizontales (esquema 5). Igualmente,
se pueden agrandar los campos 3 y 4 en zonas
verticales con los reglajes (18). El campo de
detección es más grande si los 4 interruptores
correspondientes están en la posición ON.
Atención! Más grande es el campo, más débil es
la sensibilidad para disparar una alarma.
4) Regular la sensibilidad del disparo de la alarma
del conjunto de campos con el reglaje SENSITI-
VITY (7):
Refuerzo izquierdo: una alarma se dispara para
las modificaciones impor-
tantes de iluminación en un
campo
Refuerzo derecho: una alarma se dispara con
las modificaciones débiles
de iluminación.
Nota: cuando se modifica la sensibilidad, se
dispara una alarma.
5) Una vez conectado, el aparato está en paro auto-
mático de alarma, el diodo verde encima de la
tecla AUTO/MANUAL (3) se ilumina. Se puede
regular la duración de alarma con el reglaje
TIMER (6):
Refuerzo izquierdo: 3 segundos aprox.
Refuerzo derecho: 40 segundos aprox.
Si se desea parar una alarma solo manualmente
4) Stel met behulp van de SENSITIVITY-regelknop
(7) de gevoeligheidsdrempel van het alarm voor
alle detectiepunten in:
Linker aanslag: Een alarm treedt pas bij grote
veranderingen in de helderheid
van een detectiepunt in wer-
king.
Rechter aanslag: Een alarm treedt al bij kleine
veranderingen in de helderheid
van een detectiepunt in wer-
king.
Opmerking: Bij verandering van de gevoeligheid
treedt een alarm in werking.
5) Bij het inschakelen is de bewegingsdetector inge-
steld op automatische uitschakeling van een
alarm, en licht de groene LED boven de toets
AUTO/MANUAL (3) op. De duur van het alarm
wordt ingesteld met de TIMER-regelknop (6):
Linker aanslag: ongeveer 3 sec
Rechter aanslag: ongeveer 40 sec
Wenst u een alarm enkel handmatig met behulp
van de toets ALARM/RESET (5) of met een op de
klemmen (10) en klemmen (12) aangesloten re-
gelknop, stel het toestel met de AUTO/MANUAL-
toets (3) in op continu alarmsignaal. De groene
LED gaat uit.
6) Vanaf het inschakelen zijn de detectiepunten op
de monitor steeds zichtbaar, en de gele LED
boven de MARK/PILOT-toets (4) licht op. Wenst
u de detectiepunten te wissen, druk dan éénmaal
op de MARK/PILOT-toets. De helderheidssenso-
ren blijven geactiveerd, en de gele LED licht op.
Door nogmaals op de MARK/PILOT-toets te
drukken, worden de sensoren en de gele LED uit-
geschakeld. Er wordt geen alarm in werking ge-
steld!
Door een derde keer op de toets te drukken,
worden de detectiepunten weer zichtbaar, de
sensoren geactiveerd, en licht de gele LED op.
7) Stel met behulp van de VOLUME-regelaar (8) het
volume in van het alarmsignaal voor de ingebou-
wde luidspreker (20) en van een eventueel aan-
gesloten extra luidspreker.
con la tecla ALARM/RESET (5) o con un inter-
ruptor fugitivo conectado a los bornes (10) y (12),
conmutar el aparato con la tecla AUTO/MANUAL
(3) en alarma continua; el diodo verde se apaga.
6) Una vez el aparato conectado, los campos están
siempre visibles en el monitor, el diodo verde
encima de la tecla MARK/PILOT (4) se ilumina.
Si se desean tapar los campos, pulsar una vez la
tecla MARK/PILOT. Los captadores de ilumina-
ción continuán estando activos, el diodo amarillo
se ilumina.
Con otra pulsación, los captadores no están
más activos, el diodo se apaga; no hay alarma!
Con una tercera pulsación, se pueden visua-
lizar de nuevo los campos, los captadores están
activos, el diodo amarillo se ilumina.
7) Regular el volumen sonoro de la señal de alarma
para el altavoz integrado (20) y el altavoz supple-
mentario, conectado eventualmente, con la llave
regulación VOLUMEN (8).
6 Mensajes de alarma
Se puede cortar una alarma con la tecla ALARM/
RESET (5) o con el interruptor fugitivo conectado a
los bornes (10) y (12). En caso de alarma, se activan
las funciones siguientes:
1. El campo correspondiente parpadea.
2. El diodo rojo encima de la tecla ALARM/RESET
(5) parpadea.
3. El altavoz integrado o el altavoz suplementario,
conectado eventualmente, emite una señal de
alarma.
4. El relé de alarma conmuta y activa la central de
alarma conectada a los bornes (9).
5. A los bornes (11) hay una tensión +12 V
conectar otros aparatos.
NL
B
E
para
11