6 Ingebruikneming
NL
Sluit de bijgeleverde netadapter aan op de voe-
B
dingsspanningsjack (11) en plug hem in een stop-
contact (230 V~ / 50 Hz). Bij verbinding met de voe-
dingsspanning schakelt de ontvanger in.
Met de toets POWER (2) kunt u de ontvanger in- en
uitschakelen: Houd de toets ca. 1 seconde lang
ingedrukt.
Als de ontvanger langere tijd niet wordt gebruikt,
trekt u de netadapter ervan uit het stopcontact,
omdat deze zelfs bij uitgeschakelde ontvanger toch
een geringe hoeveelheid stroom verbruikt.
7 Het transmissiekanaal instellen
Om het transmissiekanaal op de ontvanger in te
stellen, beschikt u over drie bedrijfsmodussen. Het
instellen gebeurt via de toetsen SET,
Tijdens het instellen van de kanalen moet u zorgen
dat ingeschakelde zenders van gelijktijdig ge -
bruikte radiosystemen zich niet te dicht bij de ont-
vanger bevinden (afstand ten minste 1 meter).
7.1 De bedrijfsmodus kiezen
Op het display verschijnt de momenteel ingestelde
modus: "MANUAL", "SCAN" of "PRESET" (A).
Selecteer met de toets
modus: Houd de toets ca. 1 seconde lang ingedrukt
om telkens naar de volgende modus te wisselen
(of houd de toets ingedrukt tot de gewenste modus
wordt weergegeven; laat dan los).
7.2 Modus MANUAL
In de modus MANUAL kunt u uit de 442 radiofre-
quenties de gewenste frequentie met de hand
instellen (
tabel
1) Selecteer met de taste
MANUAL (
verschijnt de laatste radiofrequentie (G) die in
de modus MANUAL of SCAN is ingesteld en het
overeenkomstige kanaalnummer (E).
2) Om de instelmodus te activeren, houdt u de
toets SET ca. 1 seconde lang ingedrukt, tot de
kanaalweergave (E) en de frequentieweergave
(G) knipperen.
Opmerking: Na enkele seconden zonder op een toets
te drukken, wordt de instelmodus opnieuw verlaten.
3) Stel met de toets
pen van 25 kHz). Om de frequenties te doorlopen,
kunt u de betreffende toets ook ingedrukt houden.
4) De instelmodus wordt automatisch verlaten als
er enkele seconden lang niet meer op een toets
wordt gedrukt, maar kan ook door drukken op
de toets SET worden beëindigd.
26
of
de gewenste
, pagina 28).
of
de modus
hoofdstuk 7.1). Op het display
of
de frequentie in (in stap-
7.3 Modus SCAN
In de modus SCAN zoekt de ontvanger automa-
tisch naar het volgende vrije kanaal. Bij gelijktijdig
gebruik van meerdere systemen schakelt u vóór
uitvoeren van de zoekfunctie de zenders in die
reeds op een transmissiekanaal werden ingesteld.
Zo worden de kanalen die reeds bezet zijn of
incompatibel zijn met de reeds ingestelde kanalen,
bij het zoeken overgeslagen. In deze modus kunt u
afhankelijk van de plaatselijke omstandigheden
maximaal 12 kanalen tegelijk gebruiken zonder dat
ze onderling te storen.
1) Selecteer met de toets
(
hoofdstuk 7.1). Op het display verschijnt de
laatste radiofrequentie (G) die in de modus
MANUAL of SCAN is ingesteld en het overeen-
komstige kanaalnummer (E).
en
(5).
2) Om de instelmodus te activeren, houdt u de
toets SET ca. 1 seconde lang ingedrukt, tot de
kanaalweergave (E) en de frequentieweergave
(G) knipperen.
Opmerking: Na enkele seconden zonder op een toets
te drukken, wordt de instelmodus opnieuw verlaten.
3) Om de zoekfunctie te starten, drukt u op de
toets
volgorde). De zoekfunctie stopt bij het volgende
storingvrije kanaal. Zolang de instelmodus
geactiveerd is, kunt u de zoekfunctie door op de
toets te drukken, steeds opnieuw starten.
4) De instelmodus wordt automatisch verlaten als
er enkele seconden lang niet meer op een toets
wordt gedrukt, maar kan ook door drukken op
de toets SET worden beëindigd.
7.4 Modus PRESET
In de modus PRESET kunt u uit een van de 4
vooraf ingestelde groepen ("P1" ... "P4") een
kanaal selecteren (
groep omvat 8 intermodulatievrije kanalen, d. w. z.
kanalen die tegelijk gebruikt kunnen worden zon-
der onderling te storen. Zo is deze modus geschikt
voor het gelijktijdige gebruik van meerdere syste-
men. Als er storingen optreden op de plaats van
gebruik, selecteer dan een andere groep of stel de
kanalen voor de systemen in via de modus SCAN.
1) Selecteer met de toets
SET (
schijnt de laatste radiofrequentie (G) die in deze
modus is ingesteld en het overeenkomstige
kanaalnummer (E). De indicatie GP (B) geeft
aan welke groep de frequentie is toegewezen
("P1" ... "P4") en de indicatie CH (C) welk
kanaalnummer de frequentie in deze groep
heeft ("1" ... "8").
of
(in stijgende volgorde) of
tabel
of
hoofdstuk 7.1). Op het display ver-
de modus SCAN
(in dalende
, pagina 28). Elke
de modus PRE-