4.
Gebruik het gereedschap niet op zeer steile
hellingen. Hiermee wordt de kans verkleind op
verlies van controle, slippen en vallen die kunnen
leiden tot persoonlijk letsel. Hellingen steiler dan
de maximaal aanbevolen hellingsgraad en zijde-
lingse hellingen kunnen de kans op instabiliteit
vergroten en kunnen het vermogen om veilig te
stoppen nadelig beïnvloeden.
Verzeker u bij het werken op hellingen er altijd
5.
van dat u stevig staat, werk altijd dwars op de
helling, nooit hellingopwaarts of -afwaarts,
en wees uiterst voorzichtig bij het veranderen
van richting. Hiermee wordt de kans verkleind op
verlies van controle, slippen en vallen die kunnen
leiden tot persoonlijk letsel.
6.
Gebruik indien mogelijk een vlag gebied
om te stoppen, laden en lossen, en laat het
gereedschap nooit achter op een helling. Het
gereedschap is instabieler wanneer hij op een
helling staat dan wanneer hij op een horizontale
ondergrond staat.
Wanneer op een helling wordt gestopt, richt u
7.
het gereedschap hellingopwaarts of -afwaarts,
en blokkeert u de ongeremde wielen. Het
gereedschap is minder stabiel wanneer het dwars
op een helling staat. Ongeremde wielen, met
name zwenkwielen, kunnen mogelijk zwenken en
hellingafwaarts rollen ondanks dat de parkeerrem
van het voorwiel is aangetrokken.
8.
Als het gereedschap onbeheerd wordt achter-
gelaten, zet u het gereedschap op een veilige
plaats neer en trekt u de parkeerrem aan. De
parkeerrem voorkomt ongewenste beweging van
het voorwiel en kan de stabiliteit verbeteren.
Zorg ervoor dat oprijplaten schoon, sterk en
9.
veilig zijn. Om de kans op letsel te verkleinen,
moeten alle oprijplaten vrij zijn van los afval en
sterk genoeg zijn om het gewicht te dragen van
de lading die u erover verwacht te vervoeren. Ze
moeten eronder en aan de zijkant afdoende gestut
zijn om doorbuigen en zijdelingse beweging te
voorkomen wanneer een lading erover wordt ver-
voerd. Alle oprijplaten moeten breed genoeg zijn
en stevig geplaatst zijn wanneer ladingen erover
vervoerd worden.
10. Verzeker u ervan dat de stortbak omlaag staat
en storthekken stevig vergrendeld zijn wan-
neer de lading niet wordt gestort en tijdens
opslag van het gereedschap. Niet-vergrendelde
stortbakken en storthekken kunnen onverwachts
open gaan of verschuiven.
11.
Gebruik geen oprijplaten over een open
ruimte zonder opstaande zijrand of relingen.
Hooggelegen open ruimten en open geulen
vragen om ongelukken en verhogen de kans op
ernstig letsel. Gebruik een opstaande zijrand of
relingen langs oprijplaten over open ruimten om te
voorkomen dat het gereedschap van de oprijplaat
af rijdt.
12. Verzeker u er vóór gebruik van dat alle borg-
bouten stevig aangedraaid zijn. Borgbouten op
de achterwielen en de voor- en zijwanden van het
open draagrek moeten stevig vast zitten om onge-
wenste beweging van deze verstelbare onderde-
len van het gereedschap te voorkomen.
13. Gebruik het gereedschap nooit wanneer het
overbelast is. Verzeker u ervan dat het gereed-
schap het juiste draagvermogen heeft voor de
voorwerpen of materialen die u wilt vervoeren.
Buitensporige ladingen maken het manoeuvreren
en stoppen met het gereedschap moeilijker, ver-
lengen de stoptijd en -afstand, en verhogen het
gevaar van instabiliteit.
14. Gebruik het gereedschap nooit met te hoog
opgestapelde lading. Als het materiaal tot boven
de randen van de laadbak of het draagrek wordt
geladen, kan het gereedschap in onbalans raken
en onbeheersbaar worden.
15. Gebruik containers en trekbanden om de
lading vast te zetten. Losse en/of niet-vastgezette
ladingen verschuiven gemakkelijker waardoor
onbalans en verlies van controle kunnen ontstaan.
16. Houd de handgrepen altijd goed vast. Verlies van
controle kan de kans op persoonlijk letsel verhogen.
17. Haal de veiligheidssleutel eruit wanneer het
gereedschap niet in gebruik is. De veilig-
heidssleutel voorkomt ongewenst aangedreven
gebruik van het gereedschap, zoals door kinderen
of andere onervaren of onbevoegde personen.
Zonder de sleutel kan de elektrische aandrijving
niet worden ingeschakeld.
18. Dit gereedschap mag niet worden gebruikt op
de openbare weg. Het gebruik van de kruiwa-
gen op de openbare weg is tegen de wet en kan
aanleiding geven tot een boete, en kan daarnaast
leiden tot persoonlijk letsel.
19. Gebruik een stevige rijplaat met een antisli-
plaag en losbreekbeveiliging wanneer u dit
gereedschap voor transport inlaadt of lost,
of met dit gereedschap van het ene naar het
andere hoogteniveau rijdt. Verzeker u ervan
dat de hellingsgraad van de rijplaat niet groter
is dan 12°, en bedien het gereedschap lang-
zaam en voorzichtig. Een instabiele of snelle
bediening kan ertoe leiden dat het gereed-
schap omslaat en/of valt.
20. U mag het gereedschap niet uit elkaar halen,
repareren of wijzigen.
Gebruik
Sta tijdens gebruik van het gereedschap ach-
1.
ter het gereedschap en houd de handgrepen
stevig vast.
Gebruik het gereedschap niet terwijl u op het
2.
gereedschap meerijdt.
3.
Sta niet toe dat anderen meerijden op het
gereedschap.
4.
Wanneer het gereedschap in zijn achteruit
wordt gebruikt en u achteruit loopt, moet u
achterom kijken en voorzichtig zijn niet uit te
glijden of te struikelen.
5.
Gebruik het gereedschap niet bij slecht zicht omdat
de kans bestaat dat u tegen obstakels botst.
6.
Als het gereedschap op een ongelijke onder-
grond wordt gebruikt, verlaagt u de rijsnelheid
en bent u voorzichtig.
7.
Vermijd tijdens gebruik van het gereedschap
een zachte ondergrond om te voorkomen dat
het gereedschap omkiept wanneer de weg-
berm inzakt.
58 NEDERLANDS