D
Ecomat 3100
7
Opbouw
1
Condensaatafvoer
2
Condensaattoevoer
3
Aan/uit-indicatielampje (power-LED)
4
Testknop
zie afbeelding 1
8
Inbedrijfname
Veiligheidsaanwijzingen in acht nemen!
8.1
Installatie
1. Niet meer dan één condensaatafvoer per
Ecomat 3100 aansluiten om overbelas-
ting van de condensaatafleider te voor-
komen (afbeelding 3b).
2. Alleen drukvast installatiemateriaal ge-
bruiken!
3. Toevoerleiding (G1/2") monteren met
minstens 1% verval (afbeelding 3a).
Bij montage van de toevoerleiding het
aansluitstuk vasthouden met sleutel
(SW27).
Kogelkraan (niet bij de leveringsomvang
inbegrepen) in de toevoerleiding van de
Ecomat 3100 installeren.
4. Schroefdraad van de aansluitleidingen
naar behoren afdichten met Teflon tape.
5. Afhankelijk van de gebruiksomstandig-
heden
de
(afbeelding 1a, pos. 02) 90° draaien.
Hiertoe
beide
(afbeelding 7a, pos. 01) van de conden-
saattoevoer losdraaien.
6. Condensaatafvoerleiding voorzien van
passende persluchtslang (binnendiame-
ter min. 9 mm). Afvoerslang vastmaken!
Geen buigkracht op de Ecomat 3100 uit-
oefenen!
7. Condensaat in geschikte, voldoende ge-
dimensioneerde collector of olie-water-
scheider afvoeren.
8. Stekker van de Ecomat 3100 in een pas-
send 230 V 50 Hz stopcontact steken.
Het
(afbeelding 1a, pos. 03) brandt.
8.2
Elektrische aansluiting
• Netspanning en gegevens op het plaatje
moeten identiek zijn.
24
condensaattoevoer
inbusbouten
aan/uit-indicatielampje
• Elektrische beveiliging vlg. Technische Ge-
gevens.
• VDE-bepalingen 0100 en 0105 in acht ne-
men.
• De Ecomat 3100 wordt geleverd met een
aansluitkabel met netstekker.
Voor
overige
hoofdst. 8.3.
8.3
Netkabel aansluiten
Let op de volgende punten
Aanbevolen diame-
ter kabelmantel
Aanbevolen kabel-
doorsnede
Elektrische
zekering
Aanbevolen
afname
van
de
kabelmantel
Aanbevolen lengte
van de adereind-
hulzen
Klembezetting
KL1.1
PE-netaansluiting
KL1.2
N- of L-netaansluiting
KL1.3
L- of N-netaansluiting
1. Schroef (afbeelding 5a, pos. 01) los-
draaien en bovendeel kap (pos. 02) af-
nemen.
2. Kabelschroefverbinding
pos. 04) losdraaien, afdichtstop verwij-
deren (indien aanwezig).
3. Kabel
(afbeelding 5a,
spanningsvoorziening doorvoeren.
4. Kabel
op
klemmen
pos. 03) aansluiten. Kabel monteren zo-
als aangegeven.
5. Bovendeel kap weer terugplaatsen en
met schroef bevestigen.
6. Kabelschroefverbinding stevig aantrek-
ken.
8.4
Vóór de eerste inbedrijfna-
me
1. Visuele controle uitvoeren.
2. Elektrische aansluiting controleren.
aansluitingen,
ø 5,8 – 8,5 mm
2
3 x 0,75 – 1,5 mm
0,5 A middeltraag
PE: L/N + 10 ... 50 mm
L/N: 50 ... 55 mm
ca. 6,0 mm
(afbeelding 5a,
pos. 05)
(afbeelding
zie
voor
5a,