- Gebruik het toestel, het toebehoren enz.
conform deze instructies en zoals het voor
dit speciale toesteltype voorgeschreven is.
Neem hierbij de werkomstandigheden en
het uit te voeren werk in acht. Het gebruik
voor andere dan de beschreven toepassin-
gen kan tot gevaarlijke situaties leiden.
- Bewaar ongebruikte toestellen buiten het
bereik van kinderen. Laat personen die
niet met het toestel vertrouwd zijn of deze
instructies niet gelezen hebben niet met
het toestel werken. Toestellen/machines
zijn gevaarlijk als ze door onervaren per-
sonen gebruikt worden.
- Onderhoud het toestel zorgvuldig. Con-
troleer of bewegende onderdelen perfect
functioneren en niet klemmen, of delen
gebroken of beschadigd zijn, waardoor de
werking van het toestel in gevaar komt.
Laat beschadigde delen voor het gebruik
van het toestel repareren. De oorzaak van
vele ongevallen ligt in slecht onderhouden
toestellen/machines.
- Gebruik geen toestel waarvan de scha-
kelaar defect is. Een toestel dat niet meer
in- of uitgeschakeld kan worden, is gevaar-
lijk en moet gerepareerd worden.
- Laat uw toestel alleen door gekwalifi ceerd
vakpersoneel en met originele reserveon-
derdelen repareren. Hierdoor wordt gega-
randeerd dat de veiligheid van het toestel
behouden blijft.
- Alleen originele Festool-accessoires gebru-
iken.
5.2
Machinespecifi eke veiligheids-
voorschriften
- Werk alleen als de wijzer van de vacuüm-
meter in het groene bereik staat. Contro-
leer bij elke bewerking de onderdruk.
- De vacuümpomp mag alleen in de
SYSTAINER ingebouwd gebruikt wor-
den. Verwijder geen inzetstukken uit
de SYSTAINER. Demonteer de vacuüm-
pomp in geen geval om de pomp buiten de
SYSTAINER te gebruiken.
- Stel aan het vacuüm geen menselijke
lichaamsdelen bloot.
6
Inbedrijfstelling
Gevaar voor ongevallen, elektrische
schokken
• Haal vóór alle werkzaamheden aan het
toestel altijd de stekker uit het stop-
contact.
Opstellen
Kies een opstellingsplaats voor de vacuüm-
pomp die aan de volgende vereisten voldo-
et:
- Beschermd tegen stoten, vallende voor-
werpen en dergelijke.
- Beschermd tegen vocht.
- Min. 50 cm boven de grond om het aanzu-
igen van spanen en stof door de ventilatie-
openingen [1-4] te vermijden.
- Min. 5 cm afstand tot een muur zodat de
ventilatie-openingen [1-4] vrij blijven.
Vacuümaansluiting
AANWIJZING
Indringende vreemde voorwerpen of vlo-
eistoffen kunnen de vacuümpomp vernie-
tigen.
Neem voor de ingebruikneming de volgende
punten in acht:
• Als het aangezogen gas stof of andere
vaste vreemde stoffen kan bevatten: zorg
ervoor dat een geschikte fi lter (5 μm of
minder) voorgeschakeld is.
• Zorg ervoor dat de koppeling met de zu-
igleiding bij de aansluiting [1-5] aan va-
cuümzijde past.
• Zorg ervoor dat het vacuüm via een va-
cuümdichte, fl exibele slang met geïso-
leerde kunststof of stalen spiraal of via een
buisleiding geleid wordt.
• Bij het gebruik van een buisleiding: zorg
ervoor dat er geen krachten van de buis-
leiding op de vacuümpomp overgedragen
worden.
• Zorg ervoor dat de doorsnede van de zu-
igleiding over de volledige lengte minstens
gelijk is aan de doorsnede van de vacuü-
maansluiting van de vacuümpomp.
33
WAARSCHUWING