Dag- en totaalteller kunnen handmatig gereset worden. Bijvoorbeeld: resetten
Resetten
na het afsluiten van een inbedrijfstelling. De grafieken en het geheugen
worden niet beïnvloedt (bewijsvoering).
Ieder serieel gebruikt instrument moet een eigen adres hebben (00...99).
Instrumentadres
Deze is nodig voor de identificatie door de PC-software.
Selectie, welke interface gebruikt wordt (RS232 of RS485). Tegelijkertijd
Type
gebruiken van beide typen is niet mogelijk.
De overdrachtssnelheid (="Baudrate") moet overeenkomen met de
Baudrate
instellingen van de PC-software.
Parity
Deze instelling moet overeenkomen met de instellingen van de PC-software.
Stopbits
Deze instelling moet overeenkomen met de instellingen van de PC-software.
Deze instelling moet overeenkomen met de instellingen van de PC-software.
Databits
Vast ingesteld; kan niet worden gewijzigd.
• Instelling alleen noodzakelijk indien de
tellerstanden van de geïntegreerde
analoge kanalen teruggesteld (gereset)
moeten worden.
• Informatie over interfaces, bedrijf met
gesimuleerde signalen (met gebruik
van de ingestelde
instrumentparameters) en informatie
over de geheugenduur met de actuele
verplaatsingssnelheid.
• Serële interface (optie "digitaal I/O"):
Instellingen alleen noodzakelijk,
wanneer u een van de interface van het
instrument gebruikt (bediening via de
PC, seriële data-overdracht,
modembedrijf enz.).
4. Instellingen instrument aanpassen - Setup
4 4 .3.4 Teller resetten
4.3.5 Overigen
177