2.
Het verankeringspunt van de valbeveiliger mag niet onder de standplaats (bijv. platform, plat dak) van de
gebruiker liggen (
).
13
3.
De vereiste vrije ruimte onder de rand is weergegeven in afb.
4.
Om slingeren bij een val te voorkomen, moeten de werkplek resp. de zijwaartse bewegingen vanuit de
middenas aan beide zijden tot telkens max. 1,50 m worden beperkt. In andere gevallen moeten geen losse
verankeringspunten, maar bijv. verankeringsinrichtingen van het type C (alleen indien voor gezamenlijk
gebruik toegelaten) of type D conform EN 795 worden gebruikt.
5.
Bij gebruik van de valbeveiliger aan een verankeringsinrichting type C conform EN 795 met horizontaal
bewegende geleiding moet bij het bepalen van de noodzakelijke vrije hoogte onder de gebruiker ook
rekening worden gehouden met de uitslag van de verankeringsinrichting. Hiervoor moeten de gegevens in de
gebruiksaanwijzing en de veiligheidsinstructies van de verankeringsinrichtingen in acht worden genomen.
6.
Bij een val over een rand bestaat letselgevaar door botsen van de vallende persoon tegen delen van het
bouwwerk of constructiedelen.
7.
Voor een mogelijke val over de rand moeten speciale reddingsmaatregelen worden vastgelegd en geoefend.
8.
De juiste afstand van apparaat tot aan de rand, bij horizontaal gebruik, vindt u in de lijst aan het begin van deze
gebruiksaanwijzing (
Opmerking: Om een negatieve invloed op de veiligheidsfunctie van de valbeveiligingen te voorkomen,
mogen alleen door de fabrikant goedgekeurde accessoires (bijv. reddingsklemmen volgens DIN 19428:2018,
beschermkappen enz.) worden gebruikt. De fabrikant is niet aansprakelijk voor schade aan lijf en leden van de
gebruiker als hij niet-goedgekeurde accessoires gebruikt.
14
Val in een rechte hoek over randen
Veiligheidsafstand
(minimum)
NEDERLANDS
).
17
Accessoires
3,00 m
+ 1,00 m
4,00 m
+
+
.
14
15
16
15
Zijdelingse val over randen
Veiligheidsafstand
(minimum)
55
13
16
17
3,00 m
+ 1,00 m
4,00 m