5. Opsporen van storingen
Voordat het deksel van de klemmenkast wordt verwijderd, moet eerst de voedingsspanning worden
uitgeschakeld. Deze mag niet per ongeluk weer worden kunnen ingeschakeld.
Storing
Eén zekering van de installatie is
doorgebrand.
Externe werkschakelaar staat op
De pomp werkt niet.
uit.
Geen enkel signaal-
De A/V-geactiveerde aardlekscha-
lampje is aan.
kelaar is uitgeschakeld.
Fase ontbreekt (alleen driefasen
pompen).
De pomp werkt niet.
De pomp is uitgeschakeld door de
Het groene signaal-
externe aan/uit-schakelaar.
lampje knippert.
De rotor is geblokkeerd, maar de
De pomp werkt niet.
pomp is niet uitgeschakeld door de
Het groene signaal-
thermische overbelastingsschake-
lampje is aan.
laar.
De pomp is uitgeschakeld door de
thermische overbelastingsschake-
De pomp werkt niet.
laar ten gevolge van een te hoge
Het rode signaallampje is
motortemperatuur of geblok-
aan.
keerde rotor.
Het groene signaal-
lampje is uit.
De toerenkeuzeschakelaar is niet
aangebracht.
De pomp is of is uitgeschakeld ge-
weest door de thermische overbe-
De pomp werkt niet.
lastingsschakelaar; de externe
Het groene signaal-
aan/uit-schakelaar staat op uit.
lampje knippert.
Het rode signaallampje is
aan.
De pomp is uitgeschakeld door de
externe aan/uit-schakelaar.
De pomp zal in de verkeerde rich-
ting draaien als hij wordt gestart.
De pomp werkt.
De pomp draait in de verkeerde
Het groene en rode sig-
richting (alleen driefasen pompen).
naallampje zijn aan.
Lucht in het systeem.
Lawaai in het systeem.
De volumestroom is te hoog.
Het groene signaal-
lampje is aan.
De druk is te hoog.
Lucht in de pomp.
Lawaai in de pomp.
Het groene signaal-
De inlaatdruk is te laag.
lampje is aan.
Onvoldoende warmte op
sommige plaatsen in het
De pompcapaciteit is te laag.
verwarmingssysteem.
34
Oorzaak
Vervang de zekering.
Zet de werkschakelaar aan.
Repareer gebreken in de isolatie en schakel de
aardlekschakelaar weer in.
Controleer de zekeringen en aansluitingen.
Schakel de externe aan/uit-schakelaar aan.
Schakel de voedingsspanning uit en reinig/repa-
reer de pomp.
Controleer of de vloeistoftemperatuur binnen het
gestelde bereik valt.De pomp herstart automa-
tisch als deze tot de normale temperatuur is afge-
koeld.
NB: Als de thermische overbelastingsschakelaar
binnen korte tijd de pomp drie keer heeft uitge-
schakeld, is deze herstartreeks handmatig te
resetten door de voedingsspanning even uit te
schakelen.
Schakel de voedingsspanning uit middels de ex-
terne werkschakelaar en plaats de toerenkeuze-
schakelaar.
Controleer of de vloeistoftemperatuur binnen het
gestelde bereik valt.
NB: Als de thermische overbelastingsschakelaar
binnen korte tijd de pomp drie keer heeft uitge-
schakeld, is deze herstartreeks handmatig te
resetten door de voedingsspanning even uit te
schakelen.
Schakel de voedingsspanning uit middels de ex-
terne werkschakelaar en verwissel twee fasen in
de klemmenkast van de pomp.
Ontlucht het systeem.
Verminder de pompcapaciteit (schakel over op
een lager toerental).
Verminder de pompcapaciteit (schakel over op
een lager toerental).
Ontlucht de pomp.
Verhoog de inlaatdruk (systeemdruk) en/of con-
troleer het luchtvolume in het expansievat (indien
aanwezig).
Verhoog indien mogelijk de pompcapaciteit
(schakel over op een hoger toerental) of vervang
de pomp door een pomp met een grotere capaci-
teit.
Oplossing