Voor begin montage:
Deugdelijkheid van het voertuig controleren!
De achterklep mag geen beschadigingen door
ongevallen etc. vertonen, scharnieren, sloten
en afstandhouders moeten aan de standaard
van de serie voldoen en moeten onbeschadigd
zijn. Een achterklep met uitwendige roestspo-
ren is niet deugdelijk!
De steun mag niet aan voertuigen met
dakspoiler aangebracht worden.
Het beladen van de steun mag enkel door
twee personen uitgevoerd worden.
Opmerking:
De fietsdrager is voorgemonteerd.
Montage op de wagen:
1
Figuur
Achterklep openen en montagehulp 2 in het
midden voor de achterklepafdichting inleggen.
De montagehulp 2 dient om de achterklep
met een spleet open te houden om de overige
werkzaamheden te vergemakkelijken.
2
Figuur
Lakbeschermingsfolie 1a, 1b, 1c en 1d voor
de bescherming van de gelakte vlakken zoals
weergegeven aanbrengen.
Aan de plaknaden de lak zuiver en vetvrij rei-
nigen.
De posities van de lakbeschermingsfolie met
b.v. zelfklevende notitieblaadjes (y) of plak-
band markeren.
Figuur
3
De bovenste beschermingsfoliën moeten rond
de achterklaprand geplakt worden. Hiervoor de
beschermingsfolie 1a zodanig aanbrengen, dat
ze ca. 10 mm over het dak uitsteekt. De uitste-
kende folie met b.v. een chequekaart (z) over
de rand leggen.
Ten slotte met een geopende achterklep van
binnen nog eens vastwrijven.
Figuur
4
De middelste lakbeschermingsfolie 1b voor
de ondersteuning van de steun direct onder
de achterruit plakken en met de vinger over
de rand stevig aandrukken. De onderste lak-
beschermingsfolie 1c moet 10 mm over de
onderste achterkleprand geplakt worden.
De lakbeschermingsfolie 1d wordt ter bescher-
ming van de bumperlak onder de folie 1c geplakt.
5
Figuur
Montagehulp 2 verwijderen en de achterklep
sluiten.
De bovenste montageplaten 3 + 4 (links en
rechts zie markeringssticker op de montage-
platen) telkens in het midden op de lakbe-
schermingsfolie 1a inhangen.
Montagehulp 2 daarna opnieuw in het midden
voor de achterklapafdichting leggen.
Figuur
6
Handwielen 14 + 16 opendraaien tot ca. 30
mm schroefdraad zichtbaar is. Nu de fietsdra-
ger in de bovenste montageplaten 3 + 4 met
de draagarmen 17 inhangen. Hierbij moet erop
gelet worden dat de middelste steun 29 en de
onderste draagplaten 36 op de lakbescher-
mingsfolie 1c + 1d gelijk liggen. De middelste
steun 29 in de spleet tussen achterruit en
deurplaat vastmaken.
NL
Figuur
7
Handwielen 14 + 16 indien nodig verder open-
draaien en de onderste montageplaten 36 aan
de onderste achterkleprand inhangen.
Handwielen 14 + 16 gelijkmatige aantrekken
tot een duidelijk hoorbare weerstand gevoeld
wordt. Na de montage de montagehulp 2 ver-
wijderen en de achterklep sluiten.
Montage van de fietsen:
Opmerking:
Voor het beladen moeten de kinderzitjes, losse
delen, zoals b.v. drinkflessen, zadeltassen enz.
verwijderd worden. De wielen niet door hoezen
of een beschermende overtrek afdekken.
Opmerking:
Zware fiets eerst aanbrengen.
8
Figuur
Dragerframe 49 naar onderen klappen, evt.
hiervoor de velgordel 41 lossen.
Wielrails 39 uittrekken en met een knevelmoer
45 vastzetten. Bij kinderfietsen is het aan te
bevelen om de wielrails 39 slechts gedeeltelijk
uit te trekken om de werking van de velggor-
dels 41 niet te hinderen.
De lange fietshouder 7, zoals op de figuur
weergegeven, naar boven zwenken en met het
handwiel vastzetten.
Opmerking:
Het op- en afladen van de fietsen moet altijd
door twee personen uitgevoerd worden. Hierbij
de zwaarste fiets eerst laden.
9
Figuur
De eerste fiets op de fietsendrager aanbren-
gen en met de korte wielhouder 6 bevestigen.
Opmerking:
De naar het voertuig gerichte fietspedaal moet
verticaal naar boven staan.
Hierdoor wordt zoveel mogelijk vrije ruimte
naar de achterruit toe bereikt.
10
Figuur
Beide velgen van de fiets met de velggordels
41 vastsjorren. Hierbij moet erop gelet worden
dat de velggordel 41 in het midden tussen de
wielspaken gemonteerd wordt en niet tegen de
spaken kan schuren.
11
Figuur
De tweede fiets wordt in de andere richting
(wiel naar de andere kant) aangebracht en met
de lange fietshouder 7 bevestigd. Velgen met
de velggordels 41 vastsjorren.
LET OP:
Schroefverbindingen en bevestigingen voor
elke en na een korte rit controleren, eventueel
aanzetten en regelmatig opnieuw controleren.
Bij slechte wegen moet controle van de schro-
efverbindingen en bevestigingen na kortere
afstanden plaatsvinden!
Vrije doorgang van de achterruitenwisser con-
troleren.
Als de fietsen gemonteerd zijn, mag de achter-
klep niet geopend worden.
Demontage van de fietsen:
Altijd eerst de velggordels 41 van de velgen
losmaken, dan pas de fietshouders 6 resp. 7
opendraaien en van het frame losmaken.
17
12
Figuur
Bij het rijden met een onbeladen fietsendrager
het draagframe 49 omhoog klappen. De wielrails
39 ca. 6 cm uitschuiven, beide fietshouders 6 +
7 in het midden schuiven en met de velggordel
41 aan de bovenste dwarsbuis 22 binden.
Veiligheidsvoorschriften:
Gebruik van het bagagerek achter:
LET OP:
• Volgens het wegverkeersreglement zijn
chauffeurs voor de toestand en het bevesti-
gen verantwoordelijk.
• De fietsdrager achteraan is enkel voor het
transport van fietsen geschikt.
• Schroefverbindingen en bevestigingen voor
elke en na een korte rit controleren, evt.
natrekken en na regelmatige afstanden
opnieuw controleren. Bij slechte wegen moet
controle van de schroefverbindingen en beve-
stigingen na kortere afstanden plaatsvinden!
• Voertuigkentekens en de achterlichten
mogen door de fietsdrager en zijn lading niet
bedekt worden.
• De velggordels 41 zijn door het gebruik aan
een natuurlijke slijtage onder hevig. Ze
8
moeten regelmatig gecontroleerd en evt. ver-
vangen worden.
• Bij het rijden met een onbeladen fietsendra-
ger het draagframe 39 met twee velggordels
41 bevestigen (zie figuur L).
Bij in- en uitritten de gewijzigde wegenhoogte
in acht nemen.
Veranderd rijgedrag:
LET OP:
• Het rij- en remgedrag alsook de zijwind-
gevoeligheid van het voertuig veranderen.
Daarop moet bij het rijden gelet worden. In
het belang van de veiligheid mag niet sneller
dan 130 km/h gereden worden.
• Zware lading in de kofferruimte zo ver moge-
lijk naar voren verplaatsen.
• Veilige staat van de voertuig- bumper jaarlijks
preventief laten controleren.
ATTENTIE:
• Neem de betreffende specifieke bepalingen
in uw land voor het gebruik van fietsendra-
gers in acht.
• Rijdt u in het buitenland, dan moeten de natio-
nale bepalingen voor het gebruik van fietsen-
dragers absoluut in acht genomen worden.
Technische gegevens:
• Voor 2 fietsen, max. lading = 30 kg.
• Eigen gewicht: 6,8 kg
Onderhoud en bewaring:
Bewegende delen en schroefdraad van de
steun regelmatig met anticorrosie-olie insmeren.
Oppervlak van de steun met helder water
reinigen en eventueel met gewone politoer
conserveren.
Om te bewaren het dragerframe inklappen
en met velggordel borgen. De fietsendrager
kan aan het dragerframe vlak tegen een wand
met twee haken gehangen worden.