OMGEVINGSTEMPERATUUR
Dit apparaat is ontworpen voor gebruik in omgevingstemperaturen tussen 10°C en 43°C(SN/N/ST/T). Het
apparaat kan niet correct werken als deze temperaturen worden overschreden, d.w.z. kouder of warmer
zijn. Bij langdurig overschrijden van de opgegeven omgevingstemperaturen zal de temperatuur in de
diepvriezer boven ‐18℃ stijgen, waardoor voedselbederf kan optreden.
VOORDAT U LEVENSMIDDELEN IN DE KOELKAST OF DIEPVRIES ZET
Verwijder alle verpakkingsmateriaal.
Laat het lege apparaat ongeveer 2 – 3 uur werken zodat alle vakken kunnen afkoelen tot de juiste
temperatuur.
Reinig de binnenkant van het apparaat met warm water en een sopje om eventuele fabricage‐ en
transportresten te verwijderen.
STROOMONDERBREKING
Tijdens een stroomonderbreking mag de deur niet worden geopend. Bevroren levensmiddelen zullen
niet ontdooien zolang de stroomonderbreking niet langer dan 35 uur duurt.
Volledig ontdooide levensmiddelen mogen niet opnieuw worden ingevroren. Deze levensmiddelen
kunnen gevaarlijk zijn om te eten.
TEMPERATUURREGELING
Het apparaat wordt geregeld met een temperatuurregelaar die zich op de buitenkant bevindt.
Stel deze regelknop naar wens en volgens uw persoonlijke voorkeur in.
OFF is de uit‐stand
1 is de warmste stand
5 is de koudste stand
In de uit‐stand (OFF) werkt het apparaat niet (het koelsysteem is uitgeschakeld), maar blijft het apparaat
wel onder spanning.
De werkingstijd van de motor en de temperatuur binnenin het apparaat worden beïnvloed door de
plaats waar het is geïnstalleerd, hoe vaak de deur wordt geopend en de temperatuur van de ruimte
waarin de koelkast‐diepvries zich bevindt.
Wanneer u het apparaat voor het eerst of na het ontdooien gebruikt, laat u het apparaat minstens 2 uur
leeg werken met de temperatuurknop op de koudste stand, waarna u instelt op de middelmatige stand
en levensmiddelen kan inzetten.
NL
6