Gebruikersinterfaces
D
E EENHEID MONTEREN
Het klepje van de GI scharniert aan de onderzijde. Als u het klepje
wilt openen, neemt u het aan de zijkanten of bovenaan vast en trekt
u er zachtjes aan. Dit zal dan naar beneden klappen. Het klepje kan
ook volledig worden verwijderd door een van de pinnen voorzichtig
uit de GI unit te nemen. De metalen montageplaat aan de achterzijde
is met een borgschroef bevestigd. Als u de metalen montageplaat
wilt verwijderen, draait u de schroef ten minste 8 mm los, schuift u de
montageplaat naar beneden en trekt u de onderzijde van de
montageplaat weg van de GI unit.
Bevestig de metalen montageplaat op het montageoppervlak met de
drie meegeleverde schroeven. Plaats de achterste
sabotageschakelaar op een vlakke ondergrond, gelijk met de
achterzijde van de montageplaat (vermijd een ongelijkmatige of niet-
vlakke ondergrond). Bij gebruik van de kabelinvoer aan de
achterzijde (door de montageplaat heen), dient u in het
montageoppervlak een opening te maken waar de kabel door heen
kan. Stel de GI adres in met de dipswitches 1 tot 4 (zie Dipswitch
instellingen van de GI). Sluit de busbekabeling af met behulp van de
terminator (dipswitch 5), indien nodig, in (zie Dipswitch instellingen
van de GI).
BELANGRIJK:
!
Voordat u de GI aansluit, dient u eerst de
voeding van het controlepaneel uit te schakelen.
Plaats aan de achterzijde van de GI de kunststof afdekkapjes
(meegeleverd) op de niet-gebruikte kabelinvoeropeningen. Plaats de
GI op de montageplaat en klik hem vast door de unit ongeveer
8 mm te laten zakken. Draai de borgschroef onder aan de GI goed
aan, maar draai de schroef niet te vast.
L
OCATIE VAN VOORZIENINGEN OP ACHTERZIJDE VAN
GI (
)
FIGUUR
1. Kabelinvoergat
2. Dipswitches
3. Databus-aansluitingen
BEDIENDEEL OP HET CONTROLEPANEEL AANSLUITEN
Raadpleeg de installatiehandleiding van het ATS-controlepaneel voor
instructies.
S
(
ABOTAGESCHAKELAAR
Het systeem werkt alleen correct als de sabotageschakelaar op de
achterzijde is ingedrukt. Plaats de sabotageschakelaar zodanig op
een ondergrond dat de schakelaar ingedrukt blijft nadat de GI is
gemonteerd en geactiveerd wordt bij sabotage van de GI. Tijdens de
werking verschijnt op het LCD-display "GI Sabotage" wanneer de
sabotageschakelaar niet meer is ingedrukt.
D
IPSWITCHINSTELLINGEN VAN DE
Aan de achterzijde van de GI bevinden zich dipswitches (Figuur
waarmee de GI-adres en de databus afsluiting (TERM) wordt
ingesteld. Deze instellingen worden beschreven in de volgende
hoofdstukken.
TERM-dipswitch
Gebruik dipswitch 5 om TERM in te stellen op
'AAN', indien nodig. Op de databus mogen er niet meer dan twee
Terminators op 'AAN' worden ingesteld. Raadpleeg de
installatiehandleiding van het controlepaneel voor meer informatie
over het gebruik van Terminators.
GI-adres
Stel het GI-adres in met de dipswitches 1-4.
A
(
ANSLUITINGEN
FIGUUR
+13,8 Vdc
De GI kan van voeding worden voorzien via de +
en – spanning van de databus van het controlepaneel, als de afstand
tussen de GI en het controlepaneel niet groter is dan 100 m. Anders
kan de GI ook van voeding worden voorzien via de AUX PWR van
een DI of met behulp van een hulpvoeding.
D+/D-
D+ is de positieve data-aansluiting en D- is de
negatieve-data-aansluiting van de databus.
De GI is met het ATS-controlepaneel verbonden via de RS485-
databus, tot op 1,5 km afstand van het controlepaneel of de 4-deurs
controller-DI. Het is aanbevolen een afgeschermde, twisted-pair
4. Sabotageschakelaar
5. Borgschroef
)
FIGUUR
GI (
)
FIGUUR
)
datakabel te gebruiken (WCAT52/54). De afscherming van elke
databuskabel moet slechts met één uiteinde op de aarding van het
systeem zijn aangesloten. Om die reden is de ATS111x-GI niet
uitgerust met een aardaansluiting. Als de databus in de GI is
'doorgekoppeld', controleer dan of de afscherming van de datakabel
niet onderbroken is. Dit om
de continuïteit van de afscherming te garanderen.
RTE
Een RTE (uitgangsverzoek) drukknop (normally open,
puls-drukknopschakelaar) kan op de IN- en 0V-aansluitingen worden
aangesloten (zie Figuur
stuurt deze het uitgangsverzoek naar het bediendeel.
IN
Op "IN" en "-" kan een uitgangsverzoek drukknop (normally
open, puls-drukknopschakelaar) worden aangesloten. Wanneer deze
schakelaar wordt ingedrukt, zal deze de uitgangsverzoekfunctie
activeren.
UIT
Open collector uitgang. Deze heeft het eerste
uitgangsnummer van de uitgangcontroller die aan de GI is
toegewezen. Raadpleeg de programmeerhandleiding van het ATS-
controlepaneel voor meer informatie.
I
NDICATIE STATUS
Groen
A
controlepaneel spanning krijgt van de netvoeding.
Geel
!!
systeemstoring aanwezig is.
Blauw
geldige kaart wordt aangeboden en er toegang
verleent wordt.
Rood
systeemsabotage of wanneer een gebied dat aan de
GI is toegewezen, zich in een alarmtoestand bevindt.
Het betreffende gebied wordt weergegeven door
middel van de 16 gebieden LED's , welke zichtbaar
zijn wanneer het GI klepje is geopend of verwijderd.
I
NDICATIE GEBIEDEN
Wanneer het klepje van de GI is geopend of verwijderd, zijn aan de
onderzijde van de GI 16 rode LED's zichtbaar. Elke LED
vertegenwoordigt een gebied. Daarbij gelden de volgende indicaties:
•
De LED brandt wanneer het overeenkomstige gebied
is ingeschakeld.
•
De LED knippert traag wanneer een verstoring is
gedetecteerd.
•
De LED knippert snel wanneer er een alarm heeft
plaatsgevonden.
B
EDIENINGSFUNCTIES
Bediendeelverlichting en nachtverlichting
De standaardinstellingen voor de bediendeelverlichting en de
nachtverlichting zijn als volgt:
De bediendeelverlichting is actief voor ongeveer 4 minuten nadat
een toets is gedrukt.
)
Nachtverlichting actief.
Deze functies kunnen worden gewijzigd vanuit het GI-menu.Deze
functies kunnen worden gewijzigd vanuit het GI-menu.
LCD Contrast
Het LCD-contrast kan worden ingesteld door de '*' MENU-toets
ingedrukt te houden en korstondig op de Pijl- - of Pijl- -toets
te drukken om het contrast van het LCD te wijzigen. De
standaardwaarde is 12.
LCD Verlichting
De LCD-verlichting brandt gedurende 30 seconden nadat een toets
is ingedrukt.
Bediendeelzoemer
De toonhoogte van de bediendeelzoemer kan worden ingesteld door
de 'CLEAR'-toets ingedrukt te houden en kortstondig op de Pijl- - of
Pijl- -toets te drukken om een andere toonhoogte te selecteren. De
standaardwaarde is 16.
7
). Wanneer de schakelaar wordt ingedrukt,
-LED'
(
)
S
FIGUUR
De spannings-LED brandt wanneer het
De storings-LED brandt wanneer een
De toegangs-LED knippert wanneer er een
De alarm-LED brandt bij een
-LED'
(
)
S
FIGUUR