Als het vloeistofpeil vervolgens zakt en enkel nog sensor S2 vloeistof detecteert branden LD2 en LD4, fig 6.3
Als het vloeistofpeil verder blijft zakken en ook sensor S2 geen vloeistof meer detecteert zal enkel LD3 oplichten ('LAAG
PEIL') en het relais schakelt uit, fig 6.0
NOTA : Het relais wordt bekrachtigd zodra de vloeistof tot het 'HOOG PEIL' gestegen is en schakelt terug uit wanneer de
vloeistof beneden het 'LAAG PEIL' gezakt is. Bij een niet bekrachtigd relais is het NC kontakt (normally closed = normaal
gesloten) gesloten en schakelt vb. een toevoerpomp. Bij een bekrachtigd relais is het NO kontakt (normally open = normaal
open) gesloten en schakelt vb. een afvoerpomp of klep.
LET OP : De relaisuitgang kan max. 3 A schakelen.
Alarm:
Beide sensoraansluitingen op de print worden met elkaar als volgt verbonden:
1) De aansluitpen naast C5 met de aansluitpen naast C6.
2) De aansluitpen naast C4 met de aansluitpen naast C7.
Sluit een sensor aan op de 2 aansluitpennen naast C4 en C5.
Is de sensor niet bevochtigd of ondergedompeld in geleidende vloeistof dan brandt de led LD3 ('LAAG PEIL') en is het
relais niet bekrachtigd, fig 7.0.
Is de sensor bevochtigd of ondergedompeld in geleidende vloeistof dan branden LD1 ('HOOG PEIL') en LD4 (het relais is
bekrachtigd) fig 7.1.
Als u alarm wenst wanneer de sensor vocht detecteert dan schakelt u een alarmgever (buzzer, Kojak sirene K2604) in serie
met het 'normaal open' kontakt. De alarmgever is aktief zolang de sensor vloeistof detecteert. Indien u echter alarm wenst
wanneer de sensor geen vloeistof detecteert, dan schakelt u de alarmgever in serie met het 'normaal gesloten' kontakt.
Indien u meerdere sensoren wenst te gebruiken, schakel de sensoren dan parallel.
8