WAARSCHUWING!
U dient nooit scherpe bochten te maken wanneer u snel rijdt.
U dient nooit zijwaarts te rijden of bochten te maken op een helling. U kunt hierdoor vallen en letsel
oplopen.
2.5.
Reageer altijd op enigerlei alarmen
De scooter zal in de volgende gevallen niet werken:
•
Als er tijdens gebruik een systeemstoring optreedt, zal de scooter u op verschillende manieren
waarschuwen; het rijden wordt geblokkeerd, de alarmindicator schakelt in, het zoemeralarm klinkt om
aan te geven dat het systeem de zelfbalans niet kan uitvoeren.
•
Het apparaat zal niet werken wanneer u op de scooter stapt en het platform meer dan 10 graden naar
voren of achteren laat bewegen.
•
De accuspanning is te laag.
•
Tijdens het opladen.
•
Als het platform tijdens gebruik ondersteboven raakt, zal de werking worden geblokkeerd.
•
Te hoge snelheid.
•
De accu is onvoldoende opgeladen.
•
Als de banden geblokkeerd raken, zal de scooter na twee seconden uitschakelen.
•
Als de accuspanning lager is dan de beveiligingswaarde, zal de elektrische scooter na 15 seconden
uitschakelen.
•
Continue zware stroomontlasting (zoals langdurig een steile helling op)
WAARSCHUWING!
Wanneer de scooter uitschakelt, zal het systeem de machine automatisch vergrendelen. Druk in dit
geval op de aan/uitknop om het apparaat te ontgrendelen. Wanneer de accu is uitgeput of wanneer
het systeem informatie uitgeeft over een veiligheiduitschakeling, dient u niet verder te rijden met de
scooter. De scooter kan namelijk de balans verliezen door een tekort aan accucapaciteit. De
gebruiker loopt in dit geval een groot risico op letsel. Als de accucapaciteit minimaal is, zal de
levensduur van de accu worden aangetast door de scooter te blijven gebruiken.
•
Het product dient uitsluitend te worden gebruikt binnen een temperatuurbereik van tussen -10°C en
+45°C.
2.6.
Oefenen met rijden
Maak uzelf a.u.b. bekend met alle bedieningen en voorzorgsmaatregelen voordat u de scooter in gebruik
neemt. Oefen altijd met iemand anders die u vast houdt of kan opvangen.
•
Draag vrijetijdskleding (maar geen losse kleding) en platte schoenen om uw lichaam flexibel te houden.
•
Oefen het rijden in een open gebied totdat u gemakkelijk op en af kunt stappen.
•
Zorg voor een vlakke ondergrond.
•
Verminder vaart wanneer u op een ander terrein rijdt.
•
Balance scooters zijn voertuigen ontworpen voor gebruik op een vlak wegdek. Verlaag uw snelheid
wanneer u de scooter op ruw terrein rijdt.
•
Voorafgaand aan het rijden: Lees zorgvuldig hoofdstuk 4 over de maximale snelheid en hoofdstuk 5
over veilig rijden
Hoofdstuk 3
Pedaalsensor en indicatoren
3.1.
Pedaalsensor
De Balance scooter is voorzien van 4 sensoren onder het pedaal. Zodra u op het pedaal stapt, zal de
scooter zichzelf automatisch balanceren. Zorg ervoor tijdens het rijden volledig op het pedaal te staan en
stap a.u.b. niet op de gedeeltes buiten het pedaal. Plaats geen voorwerpen op de pedalen om de scooter
zelf te laten werken en het risico op aanrijdingen, persoonlijk letsel en beschadiging van de scooter zelf te
vergroten.
NLD 3