NL
20. Te uwer informatie: Valbeveiligingsuitrustingen mogen uitsluitend door personen worden bediend, die
voor dat doel zijn opgeleid of anderszins deskundig zijn. Deze moeten in een goede lichamelijke en
geestelijke conditie verkeren ( geen alcohol-, drugs-, medicijn-, hart- of bloedsomloopproblemen)
21. De levensduur van de valbeveiligingsuitrusting dient bij de jaarlijkse inspectie te worden bepaald, deze
bedraagt afhankelijk van de gebruiksintensiteit/belasting ca. 10 jaar.
Verzorging en onderhoud
1. De lijn/band mag alleen onder belasting naar binnen lopen. De lijn/band in geen geval geheel
uittrekken en loslaten, omdat daarbij de op het apparaat klappende karabijnhaak de terugtrekveer kan
doen breken.
2. De vanggordel mag uitsluitend met zeepsop en een spons worden gereinigd. In geen geval
oplosmiddelen gebruiken.
3. Hoogtebeveiligingsapparaten moeten in droge, stof- en olievrije toestand en liefst in de originele
verpakking worden bewaard.
4. Het drogen van textieldelen die bij reiniging of gebruik nat geworden zijn, mag uitsluitend op natuurlijke
wijze (dus zonder hulpmiddelen) geschieden, dus niet in de nabijheid van vuur of
vergelijkbare hittebronnen.
5. Dit toestel dient om de 12 maanden door een geautoriseerde en door de fabrikant opgeleide
deskundige te worden gecontroleerd. Een voorwaarde voor de betrouwbaarheid van de
valbeveiligingsuitrusting zijn regelmatige controles en onderhoud door een geautoriseerde, door de
fabrikant opgeleide deskundige persoon.
Aanwijzing: De valbeveiligingsuitrusting werd tevens met succes getest voor horizontaal gebruik en een
daarbij gesimuleerde val over de rand, zulks conform "CNB 11_060 2008 edge type A test", voorgeschreven
door de kennisgevende instanties inzake persoonlijke beschermuitrustingen, bedoeld in de richtlijn
89/686/EEC (PSA gA). Daarbij werd voor valbeveiligingsuitrustingen met een band als verbindingsmiddel een
scherpe stalen kant met een radius r = 0.5 mm gebruikt. Op grond van deze test is de valbeveiligingsuitrusting
geschikt voor gebruik op vergelijkbare randen, zoals die bijvoorbeeld op gewalste staalprofielen, houten balken
of op een beklede, afgeronde attiek voorkomen.
Ongeacht deze test moet bij horizontale of schuine inzet, waarbij gevaar voor over de rand vallen aanwezig is,
de volgende punten zeer beslist op het volgende worden gelet:
1. Wijst de voor werkbegin uitgevoerde risicobeoordeling uit dat bij de valrand sprake is van bijzonder
"scherpe" en/of" niet braamvrije" rand (bijv. onbeklede attiek of scherpe betonrand, en dienen
apparaten met verbindingsmiddelen van band te worden ingezet, moeten
- voor werkbegin passende maatregelen te worden genomen, zodat
vallen over de rand uitgesloten is, of
- dient voor werkbegin een randbeveiliging gemonteerd, of
- dient contact met de fabrikant te worden opgenomen.
2. Het aanslagpunt van de valbeveiligingsuitrusting mag niet beneden het stavlak (bijv. platform, plat dak)
van de
gebruiker liggen.
3. De afbuiging op de rand (gemeten tussen de beide benen van het verbindingsmiddel) moet minstens 90°
bedragen.
4. De benodigde vrije ruimte onder de rand moet minstens 3,8 m bedragen.
5. Om vallen met pendelbewegingen te verhinderen dienen het werkgebied en zijwaartse bewegingen vanuit
de middenas aan beide zijden tot max. 1,50 m te worden ingeperkt. In andere gevallen moeten geen
afzonderlijke aanslagpunten maar bijv. aanslagvoorzieningen van de klasse C (alleen indien toegelaten
voor gecombineerd gebruik) of klasse D conform DIN EN 795 worden gebruikt.
6. Aanwijzing: Bij gebruik van een valbeveiligingsuitrusting op een aanslaginrichting van de klasse C
conform DIN EN 795 met horizontaal beweegbare geleiding dient ter bepaling van de benodigde
binnenwerkse hoogte beneden de gebruiker ook de afbuiging van de aanslaginrichting te worden
verdisconteerd. Daartoe dient u de informatie in de gebruikshandleiding van de aanslaginrichting te lezen.
7. Aanwijzing: Bij een val over een rand bestaat gevaar voor letsel tijdens het opgevangen worden doordat
de gevallen persoon tegen delen van het gebouw of de constructie klapt of stoot.
8. Voor het vallen over randen dienen speciale reddingsmaatregelen vastgelegd en geoefend te worden.
Horizontale inzet (alleen Europa)
26
r = 0,5 mm