– IP-waarden impliceren niet dat het apparaat gas
detecteert gedurende en na blootstelling aan deze
omstandigheden. Controleer bij stofafzettingen en
onderdompeling in water/blootstelling aan een
waterstraal de kalibratie en de correcte werking van
het apparaat.
– Bij overbegassing die het meetbereik van de sensor
overschrijdt, moeten het nulpunt en de gevoeligheid
worden gecontroleerd en zo nodig worden
bijgesteld.
– De PEAK-, STEL- en TWA-evaluaties worden
onderbroken als het menu wordt geselecteerd of in
de specifieke modus Lekdichtheidstest van de
pomp. Voor een foutloze berekening van de
evaluaties mag het gasmeetinstrument alleen in de
normale meetmodus worden gebruikt. De selectie
van het Quick-menu heeft geen invloed op de
PEAK-, STEL- en TWA-evaluaties.
4.7.1 Meetmodus starten
Tijdens de normale meetmodus worden de
meetwaarden voor elk meetgas weergegeven (zie
uitklappagina grafiek E). Met regelmatige intervallen
klinkt het bedrijfssignaal (configureerbaar) en de
groene LED pulseert (bijv. optisch bedrijfssignaal of
functie D-Light).
Bij over- of onderschrijding van een meetbereik, wordt
in plaats van de meetwaarden het betreffende symbool
getoond. Voor meer informatie, zie het volgende
hoofdstuk: "Betekenis van de symbolen", pagina 201
Treedt er tijdens de meetmodus een gebeurtenis op
(bijv. een alarm), wordt (evt. na bevestiging van de
gebeurtenis) het bijbehorende symbool in de statusbalk
getoond.
4.7.1.1 Meetkanaal weergeven
Om een afzonderlijke meetkanaal weer te geven:
1. In de meetmodus
2. Met ▲ of ▼ de afzonderlijke meetkanalen
weergeven.
3.
selecteren om naar het meetkanaaloverzicht
terug te keren.
4.7.1.2 Gebeurtenisrapport oproepen
Het gebeurtenisrapport moet zijn uitgeschakeld om
aan de eisen van de meettechnische geschiktheidstest
te voldoen.
X-am
selecteren.
®
8000
Zodra het gasmeetinstrument uit- en weer
ingeschakeld wordt, wordt het gebeurtenisrapport
gewist.
De volgende gebeurtenissen worden geteld en
weergegeven: A1/A2, STEL, schokken en stoten,
foutieve wachtwoord invoer.
Om het gebeurtenisrapport op te roepen:
1. In de meetmodus
selecteren.
2. Met ▲ of ▼ door de pagina's naar het
gebeurtenisrapport bladeren.
Een foutieve aanmelding wordt pas na 5 foute
pogingen door het symbool
4.7.1.3 Pomp activeren
Om in de (normale) meetmodus de pomp te activeren:
1. Pompadapter op de schroefdraadbus op de
bovenbehuizing plaatsen, uitlijnen en vastdraaien.
Controleer of de pompadapter correct is bevestigd.
Voorkom verkantelen van de pompadapter. Het
gasmeetinstrument schakelt automatisch in de
pompmodus, zodra de pompadapter is gemonteerd.
De lekdichtheidstest start automatisch.
2. Zodra de lekdichtheidstest wordt weergegeven, dan
binnen 60 s de aanzuigopening van de sonde of de
slang net zo lang afsluiten tot de lekdichtheidstest is
uitgevoerd.
3. Aanzuigopening vrijgeven.
● Lekdichtheidstest geslaagd: Meting wordt
gestart.
● Lekdichtheidstest niet geslaagd: Toebehoren en
pompadapter controleren en lekdichtheidstest
herhalen.
4. Let op de spoeltijden. Voor meer informatie, zie het
volgende hoofdstuk: "Bijzondere kenmerken bij de
meting met pomp", pagina 209
4.7.2 Alarmen
Als een alarm wordt gegeven, worden de betreffende
meldingen, het optische-, vibratie- en evt. het
akoestische alarm geactiveerd (configureerbaar). Voor
meer informatie, zie het volgende hoofdstuk:
"Alarminstellingen (fabrieksinstelling)", pagina 223
Om een alarm te bevestigen:
1.
selecteren.
Bedrijf
> Info > Apparaatinformatie
aangegeven.
nl