.
Gebruik alleen accessoires/hulpstukken die door de fabrikant
zijn gespecificeerd.
2.
Alleen gebruiken met het wagentje, standaard, driepoot, haak
of tafel die gespecificeerd is door de fabrikant of verkocht met
het apparaat. Beweeg, als er een wagentje wordt gebruikt,
het wagentje voorzichtig om verwonding door omvallen te
voorkomen.
3.
Haal de stekker van het apparaat uit het stopcontact tijdens
onweer of als het apparaat voor lange tijd niet wordt gebruikt.
4.
L a a t a l l e o n d e r h o u d o v e r a a n g e k w a l i f i c e e r d
onderhoudspersoneel. Er is onderhoud nodig wanneer het
apparaat is beschadigd, bijvoorbeeld wanneer het netsnoer
is beschadigd, er vloeistof is gemorst op of voorwerpen
zijn gevallen in het apparaat zijn gevallen, het apparaat is
blootgesteld aan regen of vocht, niet normaal werkt of is
gevallen.
5.
Stel het apparaat niet bloot aan regen of vocht om het risico
van brand of elektrische schok te voorkomen.
56