VIII. BEDIENING EN ONDERHOUD
Deze instructies zijn een algemene
handleiding voor het bedienen en
onderhouden van de 44000-serie,
®
MAXXAir
2400 en 3100 230/240 VAC, 50
Hz, dakwarmtepompen, draagbare
afstandsbediening en bluetooth-app.
Dit apparaat is niet bedoeld voor gebruik
door personen (inclusief kinderen) met
verminderde fysieke, zintuiglijke of mentale
capaciteiten, of gebrek aan ervaring en
kennis, tenzij ze onder toezicht staan of
instructie hebben gekregen over het gebruik
van het apparaat door een persoon die
verantwoordelijk is voor hun veiligheid.
Kinderen moeten onder toezicht staan om
er zeker van te zijn dat ze niet met het
apparaat spelen. Reiniging en onderhoud
mag niet zonder toezicht door kinderen
worden uitgevoerd.
i. MODEL EN SERIENUMMER
Uw warmtepomp is ontworpen voor
jarenlang veilig en betrouwbaar gebruik.
Deze instructies bevatten een algemene
beschrijving van de bediening van de
eenheid, de instelling en bediening van de
regeleenheid en een lijst met routine-
onderhoudspunten. Vragen aan uw
vertegenwoordiger van Airxcel, Inc. of
Airxcel, Inc. moeten het model- en de
serienummers van de dakwarmtepomp
bevatten. Alle dakeenheden beschikken op
twee locaties over een identificatie van het
model en serienummer: (1) Sticker met
typeplaat – kan worden bekeken door de
kap van de dakeenheid te verwijderen. De
typeplaat bevindt zich bovenop de regelkast
voor de eenheid. (2) Sticker met
model/serienummer bevindt zich op de
retourluchtflens op de onderbak van de
dakeenheid.
De achterkant van deze instructies bevat
ook een sticker met het model- en
serienummer.
ii. GEBRUIKSAANWIJZING
De airconditioning is ontworpen voor koeling
en ontvochtiging. Een warmtepomp keert de
koelcyclus om om warmte te bieden bij koud
weer. De prestaties van beide eenheden
kunnen worden geoptimaliseerd door deze
eenvoudige richtlijnen te volgen:
• Houd deuren en ramen gesloten om
verlies van geconditioneerde lucht te
voorkomen.
• Houd de gordijnen gesloten om de
hittetoename te verminderen.
• Stel de temperatuur in op een redelijke
temperatuur.
• Een lage ventilatorsnelheid vermindert
het geluidsniveau en verbetert de
ontvochtiging wanneer de eenheid koelt.
• Stel de luchtstroom goed af met de
schuifjes aan de voor- en achterzijde
van de plafondconstructie. Er zijn aan
de voorzijde van de plafondconstructie
luchttoevoerlamellen aangebracht voor
extra regeling van de luchtstroom.
• Blokkeer de luchtstroom naar de
plafondconstructie nooit.
• Spuit geen water of reinigingsvloeistof in
de plafondconstructie. De
plafondconstructie moet met een
vochtige doek worden gereinigd.
• Plaats geen voorwerpen, met inbegrip
van uw handen in de openingen van de
plafondconstructie.
Gebruik van omgekeerde cyclus
• Bij gebruik van de omgekeerde cyclus
onder ideale omgevingsomstandigheden
kan de eenheid bij temperatuur draaien
min. 4 tot 5 Celsius.
• Het gebruik van de omgekeerde cyclus
in koude omgevingen in combinatie met
een hoge vochtigheid/neerslag kan er
echter toe leiden dat de eenheid een
ontdooicyclus start om ijsvorming van de
buitenspoel te verminderen. Dit kan
gebeuren bij temperaturen van max. 5
tot 7,5 Celsius.
• Bij lagere temperaturen dan hierboven
vermeld, kan de eenheid een
ontdooicyclus starten zodat de eenheid
kan blijven werken. Aan het einde van
deze cyclus wordt de binnenventilator
uitgeschakeld om te voorkomen dat er
koude lucht in de bus komt en de stroom
van de terugslagklep van de
warmtepomp wordt uitgeschakeld,
waardoor de eenheid weer in de
airconditioningmodus wordt gezet,
waarbij de buitenspiraal wordt ontdooid
om vorst of ijs te verwijderen dat
eventueel kan zijn gevormd.
Dit zal ongeveer 3 minuten duren,
waarna de terugslagklep opnieuw van
stroom wordt voorzien en de eenheid
weer in omgekeerde richting zal werken.
Deze ontdooicyclus kan de eenheid
laten draaien bij temperaturen van min.
0 tot 1 Celsius. (Raadpleeg de
onderhoudshandleiding voor meer
informatie over de werking van de
ontdooicyclus.)
78