De positie van de bestuurdersstoel
aanpassen
De stoel kan vooruit of achteruit worden geschoven. Trek
aan de hendel (zie Bedieningselementen van de
zitmaaier ) zet de stoel in de gewenste stand en laat de
hendel los om de stoel in die stand te vergrendelen.
De rem bijregelen
Uw zitmaaier is niet uitgerust met een manueel regelbare
rem. Neem contact op met uw dealer als de rem niet
goed werkt.
Olie verversen
Gebruikte olie is gevaarlijk afval en moet op de juiste manier
worden afgevoerd. Niet met huishoudelijk afval weggooien.
Raadpleeg de plaatselijke autoriteiten, het servicecentrum
of de dealer voor veilige manieren om het af te voeren/te re-
cyclen.
Olie verwijderen
1. Ontkoppel, met de motor uit maar nog steeds warm,
de bougiekabel (A, Afb. 16) en houd deze weg van de
bougie.
2. Verwijder de peilstok (D).
Standaard olie aftapplug
1. Verwijder de olie aftapplug (B, Afb. 16). Tap de olie af in
een goedgekeurde container.
2. Installeer nadat de olie is afgetapt de olie aftapplug en
draai deze vast.
Optionele snelle olie aftap
1. Ontkoppel de olie aftapslang (G, Afb. 16) van de zijkant
van de motor.
2. Draai en verwijder de olie aftapdop (H). Laat de snelle
olie aftap voorzichtig (I) in een goedgekeurde con-
tainer zakken (J).
3. Installeer nadat de olie is afgetapt de olie aftapdop.
Bevestig de olie aftapslang aan de zijkant van de
motor.
Oliefilter vervangen
Zie voor vervangingsintervallen de Onderhoudschema .
1. Tap de olie uit de motor af. Zie de Olie Verwijderen
sectie.
2. Verwijder de oliefilter (C) en gooi deze op de juiste
manier weg. Zie Afb. 17.
3. Smeer, voordat U het nieuwe oliefilter installeert, de
filterpakking in met verse, schone olie.
4. Installeer het oliefilter met de hand tot de pakking de
oliefilteradapter raakt, draai het oliefilter dan nog 1/2
tot 3/4 slag vast.
5. Vul olie bij. Zie het hoofdstuk Olie bijvullen.
6. Start de motor en laat deze draaien. Controleer terwijl
de motor opwarmt op olielekkages.
7. Stop de motor en controleer het oliepeil. Het moet tot
de "FULL" (=vol) markering op de peilstok komen.
Olie bijvullen
•
Plaats de motor waterpas.
•
Reinig rond de olievulopening.
•
Raadpleeg het hoofdstuk Specificaties voor de olieca-
paciteit.
1. Verwijder de peilstok (D) en veeg deze af met een
schone doek (Afb. 16).
2. Giet de olie langzaam in de olievulopening van de
motor (E). Niet overvullen. Wacht na het olie bijvullen
een minuut en controleer dan het oliepeil.
3. Breng de peilstok weer aan en draai hem vast.
4. Verwijder de peilstok en controleer het oliepeil. Het
moet tot de "FULL" (=vol) markering (F) op de peilstok
komen.
5. Breng de peilstok weer aan en draai hem vast.
ONDERHOUD
21