12
Hulp bij storingen
Kleinere storingen kunt u met behulp van het volgende
overzicht zelf verhelpen.
Neem bij twijfel contact op met de geautoriseerde klanten-
service.
12.1 Storingen op het voertuig
Fout
Voertuig kan niet worden
gestart
Motor loopt onregelmatig Luchtfilter reinigen/vervangen.
Motor draait, maar voer-
tuig beweegt niet of
slechts langzaam
12.2 Verhelpen van storingen bij symboolweergaven
Fout
Oplossing
Accu controleren/laden.
Op de bestuurdersplaats plaats nemen (stoelcontactschakelaar wordt geactiveerd).
Rijrichtingshendel in stand NEUTRAAL - middelste stand.
Brandstof tanken, brandstofsysteem ontluchten.
Brandstoffilter controleren, reinigen en/of vervangen.
Brandstofaansluitingen en leidingen controleren.
Geautoriseerde klantenservice op de hoogte brengen.
Brandstoffilter controleren, reinigen en/of vervangen.
Brandstof tanken, brandstofsysteem ontluchten.
Brandstofaansluitingen en leidingen controleren.
Geautoriseerde klantenservice op de hoogte brengen.
Vulniveau in de hydraulische olietank controleren.
Bij vriestemperaturen en koude hydraulische olie: Voertuig minstens 3 minuten warm la-
ten draaien.
Oorzaak
Het motorcontrolelampje (MIL) gaat
branden als het contact wordt inge-
schakeld om de werking te controle-
ren.
Het lampje stelt de bestuurder op de
hoogte van een storing in een emissie-
of veiligheidsgerelateerd component.
Bij actieve storingen brandt de MIL-
lamp permanent.
Motorstoring in het uitlaatgasbehan-
delingssysteem
Geeft aan dat de uitlaatgasbehande-
ling is gestoord.
Regeneratie vereist.
Regeneratie heeft fouten (NOx contro-
le-eenheid).
Motoroliedruk te hoog.
Fout in de aandrijving.
Parkeerrem actief.
Brandstofpeil laag.
Nederlands
GEVAAR
Gevaar voor elektrische schokken
Schakel voor alle onderhoudswerkzaamheden het voer-
tuig uit en trek de sleutel eruit.
Reparatiewerkzaamheden en werkzaamheden aan elek-
trische componenten mogen alleen door de geautoriseer-
de klantenservice worden uitgevoerd.
Oplossing
Als de storing niet meer actief is, wordt de lamp
na 3 rijcycli uitgeschakeld
Bij DEF-storingen gaat de lamp al na 1 rijcyclus
uit na het bijvullen van de reactievloeistof (DEF)
1 rijcyclus =
a Contact inschakelen
b Motor starten en minstens 5 seconden laten
draaien
c Motor uitschakelen en wachten op de afterrun
(ca. 30 seconden)
De storing verhelpen om het voertuig weer volle-
dig functioneel te krijgen, dit voorkomt schade
aan de motor en het voertuig
Het vulniveau in het DEF-reservoir controleren
Minimale bedrijfsduur van de motor na het bijvul-
len is 20 minuten. Daarna gaat het waarschu-
wingslampje uit.
Regeneratie uitvoeren (zie hoofdstuk "Regenera-
tie").
Met klantenservice contact opnemen.
Met klantenservice contact opnemen.
Met klantenservice contact opnemen.
Parkeerrem loszetten.
Brandstof bijvullen.
Brandstofsysteem ontluchten, als de tank leeg is.
257