Stuv 15 Instalación & Instrucciones De Uso página 22

Tabla de contenido

Publicidad

Le hêtre ()
Un bois de chauffage à recommander :
il a un pouvoir calorifique élevé, il sèche
vite et on en trouve facilement.
Il doit être stocké sous abri immédiate-
ment après avoir été débité et refendu,
sinon il pourrit très vite et perd rapide-
ment de son pouvoir calorifique.
Le chêne ()
C'est un excellent combustible, mais il
doit – contrairement aux autres bois –
rester non couvert pendant deux ans
pour que la pluie le débarrasse des tanins
qu'il contient ; ensuite, on l'entreposera
sous abri encore un an ou deux avant
de le brûler. Dans les petites branches, la
proportion d'aubier (qui brûle trop vite)
est importante.
Le charme (5), le frêne, les fruitiers
Excellents combustibles, mais rares.
Photo 6 : merisier.
Le bouleau ()
C'est un feuillu à bois tendre. Il a un
pouvoir calorifique très élevé mais brûle
vite : on l'utilisera pour lancer (ou relancer
le feu).
Les autres feuillus tendres
Le tilleul, le saule, le marronnier, le
peuplier brûlent mal et chauffent peu.
Les résineux
Ils dégagent beaucoup de chaleur, mais
ils se consument rapidement ; il projettent
des braises et les résines qu'ils contien-
nent encrassent les cheminées. À éviter.
S15-IME-6L
20
02-06
3
Beuk ()
Aanbevolen brandhout : het heeft een
hoog warmtegevend vermogen, droogt
snel en komt courant voor.
Het moet onmiddellijk na het zagen
en klieven op een beschutte plaats
worden opgeslagen, anders rot het snel
en verliest het vlug zijn warmtegevend
vermogen.
Eik ()
Uitstekend brandhout, maar het moet
– in tegenstelling tot andere houtsoorten –
twee jaar op een onafgedekte plaats
worden bewaard zodat de regen de
tannines kan verwijderen ; vervolgens
moet het nog een of twee jaar op een
beschutte plaats worden bewaard
voordat het in de haard mag. In de
kleinere takken is het aandeel spinthout
(dat te snel verbrandt) vrij groot.
Haagbeuk (5), es, fruitbomenhout
Uitstekend brandhout, maar zeldzaam.
Foto 6 : weichselhout.
Berk ()
Een loofboom met zacht hout, heeft een
zeer hoog warmtegevend vermogen,
maar verbrandt snel : wordt gebruikt om
het vuur aan te maken (of opnieuw aan
te wakkeren).
Andere zachte loofbomen
Linde, wilg, kastanjeboom en populier
branden slecht en geven weinig warmte.
Naaldbomen
Geven veel warmte, maar verbranden
snel. Ze maken gensters en de harsen die
ze bevatten, vervuilen de schoorsteen.
Te mijden.
4
Il faggio ()
Si consiglia come legna da ardere.
Possiede un potere calorifico elevato,
secca rapidamente e si trova con facilità.
Deve essere tenuto al riparo subito dopo
che è stato spaccato, altrimenti marcisce
rapidamente con perdita del potere
calorifico.
La quercia ()
È un eccellente combustibile ma, a
differenza degli altri tipi di legno, deve
restare allo scoperto per due anni
affinché la pioggia elimini il tannino che
contiene, quindi andrà messo al riparo
per un anno o due prima di bruciarlo.
Nei rami piccoli, la quantità di alburno
(che brucia rapidamente) è assai elevata.
Il carpine (5), il frassino
e gli alberi da frutto
Sono ottimi combustibili ma piuttosto
rari. Foto 6 : ciliegio selvatico.
La betulla ()
È un albero latifoglio dal legno tenero.
Ha un potere calorifico molto elevato
ma brucia rapidamente. Si utilizza in
genere per attivare (o riattivare) il fuoco.
Gli altri alberi latifogli
dal legno tenero
Il tiglio, il salice, il castagno e il pioppo
bruciano male e riscaldano poco.
Gli alberi resinosi
Sviluppano molto calore ma si consu-
mano rapidamente, proiettando la brace
e sporcando il camino. Sono da evitare.
5

Publicidad

Tabla de contenido
loading

Este manual también es adecuado para:

S 15-ime-6l-0206

Tabla de contenido