Bediening
goed (dikte enz.). Vaak in- en uitschakelen
vermindert de gebruiksduur. Zie de techni-
sche gegevens voor details.
1. Stekker (06/1) in het stopcontact steken.
2. Laadstekker in de laadconnector van de ac-
cu-gras- en struikenschaar (06/3) steken. Het
laden start met het permanent branden van
de groene led-indicator (06/2) op de voeding.
De led geeft aan dat er elektriciteit stroomt.
Het laden wordt aan de hand van de led van
het apparaat (06/4) aangeduid: de accu is
helemaal opgeladen, wanneer de LED van
het apparaat (06/4) constant groen brandt.
3. Netstekker (06/1) uit het stopcontact en van
de laadconnector (06/3) losmaken.
5 BEDIENING
5.1
Apparaat in- en uitschakelen (07)
Apparaat inschakelen
1. Ontgrendelingsknop (07/1) naar voren schui-
ven (07/a).
2. Gelijktijdig de aan/uit-schakelaar (07/2) in-
drukken.
3. De ontgrendelingsknop (07/1) terug loslaten,
terwijl u de aan/uit-schakelaar ingedrukt
houdt (07/b).
Apparaat uitschakelen
WAARSCHUWING!
Gevaar voor snijletsel
De messen draaien na het uitschakelen
van de motor nog een beetje door. Ge-
vaar voor snijletsel bij het grijpen in on-
derdelen met scherpe randen en bewe-
gende onderdelen.
■
Nooit direct na het uitschakelen van
het apparaat in bewegende onderde-
len grijpen.
■
Wacht tot het mes gestopt is met
draaien alvorens u het vervangt of
het apparaat van gemaaid materiaal
ontdoet.
■
Draag veiligheidshandschoenen.
1. Aan/uit-schakelaar (07/2) loslaten.
2. De passende mesbescherming op het over-
eenkomstige mes plaatsen.
441884_a
5.2
Grasopvangbak gebruiken (02)
Wanneer u de grasschaar tegen een perkrand of
opstaande stenen rand gebruikt, is het aangera-
den de grasopvanbak aan te brengen (zie zie
Hoofdstuk 4.1.3 "Grasopvangbak aanbrengen
(05)", pagina 28). De grasopvangbak verhindert
dat het gemaaide gras in het perk of op paden
valt.
6 ONDERHOUD EN VERZORGING (08)
VOORZICHTIG!
Risico op letsel
Onderdelen met scherpe randen en
draaiende onderdelen kunnen letsel ver-
oorzaken.
■
Draag bij onderhouds- en reinigings-
werkzaamheden altijd beschermende
handschoenen!
■
Na de maaiwerkzaamheden het apparaat en
de messen grondig met een handborstel
(08/1) of een doek (08/2) reinigen.
■
Eventuele verontreinigen uit het transmissie-
huis verwijderen.
■
Mes na elk gebruik met olie of een onder-
houdsspray behandelen (08/3). Schakel het
apparaat kort in om de olie te verdelen in het
apparaat.
■
De spanning op de bout onderaan op het
grasmes regelmatig controleren.
■
Spuit het apparaat niet schoon met water! In-
sijpelend water kan de schakelaar, de accu
en de elektromotor beschadigen.
■
Messen regelmatig op beschadigingen in-
specteren. Stompe of beschadigde messen
vervangen alvorens u het apparaat opnieuw
gaat gebruiken.
■
Transmissiehuis regelmatig met vet smeren.
■
Controle door een vakman is vereist:
■
bij geblokkeerde motor
■
bij gebogen of beschadigd mes
■
bij beschadigde of lekkende accu
29