12� Dysfonctionnements
Problème
Cause
Projecteur LED sans tension
n Fusible a sauté, appareil hors
circuit, câble coupé
n Court-circuit
Projecteur LED ne s'allume pas
n Pendant la journée, le réglage
du seuil de déclenchement est
en position nocturne
n Interrupteur en position ARRÊT
n Fusible a sauté
n Réglage incorrect de la zone de
détection
Projecteur LED ne s'éteint pas
n Mouvement continu dans la
zone de détection
Le projecteur LED à détection
n Des animaux se déplacent dans
s'allume et s'éteint continuelle-
la zone de détection
ment
Projecteur LED à détection
n Le vent agite des arbres et des
s'allume involontairement
arbustes dans la zone de
détection
n Détection de voitures passant
sur la chaussée
n Variations subites de tempéra-
ture dues aux intempéries (vent,
pluie, neige) ou à des courants
d'air provenant de ventilateurs
ou de fenêtres ouvertes
n Le projecteur LED à détection
oscille (bouge) à cause par ex.
de rafales de vent ou de fortes
précipitations
Solution
n Enclencher le fusible,
le remplacer ; mettre l'interrup-
teur en circuit, vérifier le câble à
l'aide d'un testeur de tension
n Vérifier le branchement
n Ajuster à nouveau
n Mettre en circuit
n Enclencher le fusible, le rempla-
cer ; éventuellement vérifier le
branchement
n Ajuster à nouveau
n Contrôler la zone de détection,
éventuellement la régler à
nouveau ou la masquer
n Orienter le détecteur plus vers le
haut ou le masquer ; modifier la
zone ou la masquer
n Modifier la zone
n Modifier la zone
n Modifier la zone, installer
l'appareil à un autre endroit
n Installer le projecteur LED à
détection sur un support solide
– 18 –
NL
1� Over dit document
Zorgvuldig doorlezen en bewaren a�u�b�!
– Rechten uit het auteursrecht voorbehouden.
Vermenigvuldiging, ook van delen van deze
handleiding, is alleen met onze toestemming
geoorloofd.
– Wijzigingen in het kader van de technische voor-
uitgang voorbehouden.
Toelichting van de symbolen
!
Waarschuwing voor gevaar!
Verwijzing naar tekstpassages in het
...
document�
2� Algemene veiligheidsvoorschriften
Voor alle werkzaamheden aan het
!
apparaat dient de spanningstoevoer te
worden onderbroken!
• Bij de montage moet de aan te sluiten elektri-
sche kabel spanningsvrij zijn. Daarom eerst de
stroom uitschakelen en de spanningsloosheid
vaststellen met een spanningstester.
• Bij het installeren van dit apparaat werkt u met
netspanning. De installatie moet daarom vakkun-
dig volgens de geldende installatievoorschriften
en aansluitingsvoorwaarden worden uitgevoerd
(bijv. DE - VDE 0100, AT - ÖVE/ÖNORM E 8001-1,
CH - SEV 1000)
• De led-spot moet in een horizontale positie
(± 15°) staan.
• De led-spot is alleen geschikt voor wandmonta-
ge en niet voor montage aan het plafond.
• De behuizing van de lamp warmt op tijdens het
gebruik. Verander de positie van het led-paneel
alleen als dit helemaal is afgekoeld.
• Reparaties mogen uitsluitend door een vakbedrijf
worden uitgevoerd.
3� LS 150 LED
Gebruik volgens de voorschriften
– Led-spot geschikt voor wandmontage binnen en
buiten.
– Vrij draaibaar led-paneel en beweegbare sensor.
De led-spot is voorzien van een 240°-pyrosensor
die de onzichtbare warmtestraling van bewegende
elementen (mensen, dieren enz.) registreert. Deze
zo geregistreerde warmtestraling wordt elektronisch
omgezet en schakelt hierdoor de lamp automatisch
aan. Door hindernissen, zoals bijv. muren of ruiten,
wordt geen warmtestraling herkend.
Bij de levering inbegrepen (afb� 3�1)
Draaibereik spotkop (afb� 3�2)
Productafmetingen (afb� 3�3)
Overzicht lamp (afb� 3�4)
A
Led-spotkop
B
Behuizing
C
Wandhouder
D
Sensor
E
Bevestigingsring
F
Tijdinstelling
G
Schemerinstelling
4� Elektrische installatie
Om de aangegeven reikwijdte van 12 m te berei-
ken, moet de montagehoogte ca. 2 m zijn. Monteer
het apparaat op een vaste ondergrond om foutieve
schakelingen te voorkomen.
De stroomtoevoer bestaat uit een 2- tot 3-polige
kabel.
L
= fase (meestal zwart, grijs of bruin)
N
= nuldraad (meestal blauw)
PE = aarde (groen/geel)
Aansluitingsschema (afb� 4�1)
Belangrijk: verwisseling van de aansluitingen kan
in het apparaat of in uw meterkast tot kortslui-
ting leiden. In dit geval moeten de afzonderlijke
kabels geïdentificeerd en opnieuw gemonteerd
worden. In de stroomtoevoerkabel kan natuurlijk
een schakelaar voor IN- en UIT-schakelen worden
gemonteerd.
Opmerking: de lichtbron in deze lamp mag alleen
door de producent of een servicemonteur die
hiertoe van hem de opdracht heeft gekregen of
een soortgelijk gekwalificeerde persoon worden
vervangen.
Bekabeling op de muur
Voor montage met op de muur verlopende kabels
zijn twee pallen onderaan de montageplaat aanwe-
zig. Knik een van de twee pallen om. De kabelo-
pening van de montageplaat met het afdichtdopje
– 19 –