BEDIENINGSELEMENTEN
Hoofdbedieningspaneel
1. Tijdinstelknop
2. Knop om de intensiteit van de heen-en-weergaande
beweging te verhogen
3. Aan/uit-knop
4. Startknop van de functie «Hartslagfrequentie»
5. Knop voor het kiezen van de werkwijzen
DU
6. Knop om de intensiteit van de heen-en-weergaande
beweging te verlagen
GEBRUIKSAANWIJZING
1. Sluit het toestel aan en bedien de schakelaar die zich op de achterkant van de sokkel bevindt. Het toestel staat nu in
de paraatstand. Druk op de Aan/Uit-knop. Het toestel begint te werken. Als u een tweede keer drukt, gaat het toestel
weer over naar de paraatstand.
2. Zie hoofdstuk «Bedieningselementen» om de verschillende functies te gebruiken.
3. Als u het toestel in de modus «staan» wilt gebruiken, ga er dan op staan vooraleer het toestel in werking te stellen.
4. Als u een andere houding verkiest, is het te verkiezen om een andere persoon te vragen u te helpen bij het gebruik van
de bedieningselementen of staand te beginnen en dan van houding te veranderen.
5. Gebruik voor uw gezondheid en uw veiligheid het toestel niet langer dan 20 minuten per behandeling om uw lichaam
niet te veel te belasten.
SCHERMEN
1. Weergave van de hartslag
2. Weergave van de gebruikstijd
3. Weergave handbediening
4. Weergave werkwijze 1
5. Weergave werkwijze 2
6. Weergave werkwijze 3
7. Weergave van de intensiteit, gaande van 1 tot 16
WERKWIJZEN
Handbediening
In deze modus kunt u zelf de intensiteit van de heen-en-weergaande bewegingen regelen. U kunt tussen
16 intensiteiten kiezen.
M1
Modus 1
De snelheid neemt langzaam toe (stapsgewijs) en begint bij niveau 1 om te eindigen bij niveau 8, en
vermindert daarna van niveau 8 weer naar niveau 1. U kunt de maximale intensiteit verhogen of verlagen
(10 , 12, 14 of 16) met de knoppen voor de intensiteitskeuze
M2
Modus 2
De snelheid verhoogt stapsgewijs met telkens 2 intensiteitsniveaus (2, 4, 6, 8 ... 16), en vermindert daarna
weer met telkens 2 intensiteitsniveaus (16, 12, 11 ... 1)
16