1
Controle van wisselspanning
!
Tot verhoogde beveiliging tegen buitenlandse
contacten moeten de bijgeleverde veiligheids-
kappen (5) op de meetpunten worden gestoken.
Neem het basisapparaat
(+) in de rechterhand en
de tweede testpunt (-) in
de linkerhand. Beweeg nu
de meetpunt naar de
te controleren kabel (bijv.
leiding, contactdoos, enz.).
!
Let op dat het meetcircuit gesloten is. Het gebruik van
slechts één meetpunt is niet voldoende.
2
Controle van gelijkspanning
Volg de instructies onder 1 (controle van wisselspanning) op.
Als spanning voorhanden is, branden de dienovereenkomstige
leds. De plus- of min-led geeft de polariteit aan.
• Plus-led brandt: de pluspool ligt tegen de meetpunt ‚+'
• Min-led brandt: de minpool ligt tegen de meetpunt ‚+'
3
Kalibratie
De spanningstester moet regelmatig gekalibreerd en gecontro-
leerd worden om de nauwkeurigheid van de meetresultaten te
kunnen waarborgen. Wij adviseren, het apparaat een keer per
jaar te kalibreren.
12
NL
-
+
Als spanning voorhanden is,
branden alle leds tot de waarde
van de gemeten spanning en
de plus- en min-leds.