gecontroleerd worden waar de onderbreking ligt. Dit kan bv. een defecte schakelaar, een defect
relais of een doorgebrande zekering zijn.
5. Schakel als de defecte component is gevonden eerst het stroomcircuit uit en repareer of vervang
pas daarna de component.
6. Schakel daarna het stroomcircuit weer in en controleer of de fout is opgelost.
C: doorgangscontrole
1. Om een component zoals een relais, kabel of schakelaar te controleren op doorgang, moet deze
minimaal aan een zijde worden afgeklemd van het boordnet.
2. Verbind de hulpklem met het afgeklemde contact en raak met de testpunt het contact aan dat nog
met het boordnet is verbonden.
3. Als de component doorgang heeft, wordt de displayverlichting groen en wordt (0.0) weergegeven.
Bij een verhoogde binnenweerstand van de component wordt het display wit (zie ook A 4.).
d: Activeren van elektrische componenten
*
BELANgrijK:
onderdelen of componenten die niet geschikt zijn voor werking met boordspanning (bv.
regelapparaat, cAN-bussysteem) mogen in geen geval directe spanning krijgen van de tester,
omdat ze anders een storing kunnen krijgen. het wordt daarom dringend aanbevolen om bij
de test rekening te houden met het juiste schakelschema en de geschikte diagnoseprocedure.
1. Raak om de te testen componenten onder (+) spanning te zetten, eerst het betreffende contact
van de component aan met de testpunt en druk daarna op (+) van de tuimelschakelaar.
De displayweergave wordt rood en de via de testpunt afgegeven spanningswaarde wordt
weergegeven.
2. Raak om de te testen componenten onder massa te zetten, eerst het betreffende contact van de
component aan met de testpunt en druk daarna op (-) van de tuimelschakelaar.
De displayverlichting wordt groen en (0.0) wordt weergegeven.
*
BELANgrijK:
Als de onder spanning staande zijde van de te activeren component met de massa wordt
verbonden door op (-) van de tuimelschakelaar te drukken, kan de betreffende zekering van
deze stroomtak in het voertuig doorbranden, omdat er een kortsluitstroom door de
voertuigzekering stroomt en deze niet door de tester is beveiligd.
E: Functietest gedemonteerde elektrische componenten
1. Sluit de hulpklem aan op de massa van de te testen component.
2. Raak de pluspool van de component aan met de testpunt en druk dan op (+) van de
tuimelschakelaar om de component te activeren.
31