De laserstraal is vertraagd beter zichtbaar. Het is mogelijk om de
draaibeweging te stoppen en de straal manueel te richten om deze over
een lange afstand te kunnen volgen.
2.7 Gebruik van de krijtlijn
Ideaal voor gebruik over een korte afstand. Om de laser-
lijnfunctie te gebruiken, houdt u de kop van de laser vast en draait
u de kap (12) zo dat de straal uit de lijnopening van de laser komt
(4). Hierdoor krijgt u een stabiele laserlijn om rechtstreeks op uw ref-
erentieoppervlak te kunnen werken. U kunt de lijn verplaatsen door
de kop met de hand te bewegen of door gebruik te maken van de
afstandsbediening.
U kunt in deze functie de LDR-detector niet gebruiken.
2.8 Gebruik scanmodus
Laat u toe de laserstraal beter te zien wanneer de
laser verder af staat. Om deze scanfunctie te gebruiken,
schakelt u de laser in. De laser zou in de puntmodus moeten staan.
Indien de laser in krijtlijnmodus staat, houd dan de kop van de laser
vast en draai aan de kap (12) zodat de straal uit de straalopening
van de laser komt (3). Gebruik het toetsenbord, de detector of de afs-
tandsbediening om de laser in scanmodus te plaatsen.
1. Druk tegelijk op de toetsen (14) en (17). De straal knippert tot deze
in evenwicht is gekomen. Ve rvolgens begint het apparaat te scannen.
2. Gebruik de toetsen (14) of (15) om te richten.
3. Gebruik de onderste twee toetsen om de scanlengte in te stellen.
Gebruik (17) om de lengte te verhogen en (18) om de lengte te
verkleinen (van 3° tot 34°).
4. Om het scannen uit te schakelen drukt u gelijktijdig opnieuw op
(14) en (17).
Het tweevlakbeeld kan tijdens het scannen niet naar links of rechts wor-
den verplaatst. Hiervoor moet de laser in punt- of in krijtlijnmodus staan.
2.9 Manuele hellingsgraad
1. Na de laser te hebben ingeschakeld en te hebben gewacht tot het
toestel is genivelleerd, drukt u op de toets Auto/Man (20). De LED
ernaast (19) begint te knipperen om aan te geven dat u zich in harge
102
manuele modus bevindt en dat u de hellingsgraad kunt instellen voor
de X-as. De kop begint te draaien.
2. Druk op (17) om een positieve hellingsgraad in te stellen in X en
druk op (16) om een negatieve hellingsgraad in te stellen.
3. Om te wisselen naar de Y-as, drukt u op de toets Kantelen (22). Beide
LED's (19) en (21) knipperen om aan te geven dat u zich in manuele
modus bevindt en dat u de hellingsgraad kunt instellen voor de Y- a s .
4. Druk op (17) om een positieve hellingsgraad in te stellen in X en
druk op (16) om een negatieve hellingsgraad in te stellen.
3.0 Stroom
3.0.1 Installatie van alkalinebatterijen
1. Om alkalinebatterijen in uw SKR301-laser te plaatsen, schroeft u
het batterijdeksel aan de achterzijde van het toestel los.
2. Verwijder de batterijhouder.
3. Plaats 2 alkalinebatterijen (D of LR20) in de houder en controleer
de pariteit ("+" of "–") zoals aangegeven in de batterijhouder.
4. Plaats de batterijhouder weer in het vak en schroef het deksel
vast. Uw toestel is nu klaar voor gebruik.
Batterijen vervangen
1. Als de batterijen bijna leeg zijn, stopt de laser te draaien en
begint het batterijverklikkerlampje (23) te knipperen.
2. Vervang beide batterijen tegelijk.
3.0.2 Bij gebruik van herlaadbare accu's
Eerste gebruik
Indien uw SKR301 is uitgerust met herlaadbare accu's, moet u deze
voor het eerste gebruik minstens 15 uur opladen.
1. Sluit de batterijlader aan op de connector op de batterijhouder (10).
2. Steek de stekker van de lader in het stopcontact (van 110 of 220
Volt afhankelijk van de lader en het land waarin het toestel wordt
gebruikt).
3. Laat 15 uur opladen.
Batterijen en accu's altijd recyclen.
Batterijen nooit weggooien bij het huishoudelijk afval.
103