7.2 De motor starten (elektro starter)
- Controleer de accuspanning. De spanning moet
minstens 12 V bedragen. Als de accuspanning
lager dan 12 V is, laad dan eerst de accu op
voordat u de generator gebruikt.
- Sluit geen elektrische apparaten aan alvorens de
motor te starten.
- Zet de chokehendel (nr. 13) in de stand IØI.
- Open de brandstofkraan (nr. 16) door hem
omlaag te draaien.
- Draai de elektrische starter (nr. 15) met de sleutel
in de stand "START" en houd hem in deze stand
totdat de motor aanslaat.
- Breng nadat de motor draait de chokehendel (nr.
13) terug in de oorspronkelijke stand.
7.3 Elektrische apparaten op de generator
aansluiten
Sluit het gewenste elektrische apparaat op de
contactdoos (nr. 3/4) aan.
Belangrijk:
- Deze contactdozen kunnen continu (S1-waarde)
of tijdelijk (S2-waarde) worden belast.
- Sluit de generator niet op het openbare lichtnet
of op het huisstroomnet aan omdat hierdoor de
generator zelf en andere elektrische apparaten in
de woning mogelijk beschadigd kunnen worden.
Opmerking: sommige elektrische apparaten
(elektrische decoupeerzagen, boormachines, enz.)
kunnen bij zwaardere gebruiksomstandigheden
meer stroom dan gewoonlijk verbruiken.
7.4 Motor uitschakelen
- Laat de generator voordat u hem uitschakelt
nog kort zonder aangesloten apparaten draaien
zodat de motor kan afkoelen.
- Zet de elektrische starter (nr. 15) in de stand "O".
- Draai de brandstofkraan dicht.
7.5 Overbelastingschakelaar voor
contactdozen
Belangrijk! De generator is voorzien van
een overbelastingschakelaar waardoor de
contactdozen (nr. 3/4) wordt uitgeschakeld. U
kunt de contactdozen (nr. 3/4) weer inschakelen
door op de overbelastingschakelaar (nr. 7) te
drukken.
Belangrijk! Als dit gebeurt, verminder dan het
elektrisch vermogen dat aan de generator wordt
geleverd of koppel alle defecte aangesloten
apparaten af.
Belangrijk! Een defecte overbelastingschakelaar
moet worden vervangen door een identiek
uitgevoerde overbelastingschakelaar met
dezelfde vermogensgegevens. Neem contact op
met de klantendienst wanneer reparatie nodig is.
8. Reiniging, onderhoud en opslag
Schakel de motor uit en trek de bougiedop van
de bougie los alvorens het apparaat te reinigen of
hieraan onderhoud te verrichten.
Belangrijk! Schakel in de volgende gevallen het
apparaat onmiddellijk uit en neem contact op
met de klantendienst:
- Bij ongebruikelijke trillingen of geluiden.
- Bij duidelijke overbelasting of veelvuldig
overslaan van de motor.
8.1 Reiniging
- Houd alle veiligheidsinrichtingen,
ventilatieopeningen en motorbehuizing zo veel
mogelijk vrij van stof en vuil. Veeg het apparaat
met een schone doek schoon of blaas het met
perslucht met lage druk schoon.
- Geadviseerd wordt het apparaat onmiddellijk na
gebruik te reinigen.
- Maak het apparaat regelmatig schoon met
een vochtige doek en wat zachte zeep. Gebruik
geen schoonmaak- of oplosmiddelen, omdat
ze de kunststof delen van het apparaat kunnen
aantasten. Let erop dat er geen water of andere
vloeistof in het apparaat kan binnendringen.
97