Combi-display
De afbeelding toont het combi-display [2] tijdens de
zelfdiagnose.
24
36
35
34
33
32
31
24 Bovenste weergave voor het resultaat van de vo
rige telling of vooraf ingesteld aantal voor bundels
bankbiljetten
25 AUTO = automatische start geactiveerd
26 COUNT = telling zonder sensoren geactiveerd
27 BAT = bundelen geactiveerd
28 ADD = optellen geactiveerd
29 Indicator voor piep
30 Onderste weergave voor het aantal bankbiljetten
31 Weergave bankbiljetten-telapparaat in bedrijf
32 MT = geavanceerde magnetische controle geacti
veerd
33 DD = controle van de bankbiljetbreedte geacti
veerd
34 IR = infrarode controle geactiveerd
35 MG = magnetische controle geactiveerd
36 UV = ultraviolette controle geactiveerd
Bediening
Bankbiljetten-telapparaat aansluiten
Als u het bankbiljetten-telapparaat langere tijd
niet gebruikt, koppelt u het los van de stroomtoe
voer.
Æ Sluit het netsnoer aan op de voedingsaan
sluiting [11] van het bankbiljetten-telapparaat.
Æ Sluit het netsnoer aan op een correct geïnstalleerd
stopcontact.
32
25
29
30
Extern display aansluiten
Het bankbiljetten-telapparaat kan met het mee
geleverde externe display [37] worden verbonden.
Op het externe display [37] wordt de telling van de
bankbiljetten weergegeven.
Æ Verbind het externe display [37] met de aan
26
sluiting [10] van het bankbiljetten-telapparaat.
27
28
37 Extern display
Bankbiljetten-telapparaat in- en uitschakelen
Het bankbiljetten-telapparaat wordt in- en uitge
schakeld via een schakelaar [8] aan de achterkant.
Na het inschakelen voert het bankbiljetten-telappa
raat een zelfdiagnose uit. Tijdens de zelfdiagnose
8888
verschijnt
de zelfdiagnose zonder fouten is voltooid, verschijnt
X 0
er
op de displays [24, 30].
Als er een fout wordt gedetecteerd, wordt deze in het
bovenste deel van het display [24] weergegeven (zie
Fout verhelpen).
nB
37
88888
of
op de displays [24, 30]. Als
24
30