CONFIGURATIE VAN HET RADIOKANAAL
Als het netwerk niet geconfigureerd is, bewaakt de basis de 16 mogelijke radiokanalen en registreert de activiteit die in de ruimte gaande
is. Om een nieuw netwerk op te zetten, is het handig om een kanaal met een lage radioactiviteit te kiezen om interferentie te voorkomen.
1. Houdt de STOP-toets ingedrukt en druk kort op de toets PROG: de GELE led knippert. Het aantal keren dat de led knippert,
duidt op het huidig geselecteerde kanaal.
2. Selecteer met de toetsen UP en DOWN het gewenste kanaal: als de GROENE led gaat branden, betekent dit dat het geselecteerde
kanaal interferentievrij is. Als de RODE led gaat branden, betekent dit dat het kanaal gestoord is.
3. Als de selectie van het radiokanaal klaar is dient men, om deze procedure te verlaten, op de toets PROG drukken: nu wordt
automatisch de werkwijze CONFIGURATIE VAN DE SCANTIJDEN gestart.
LET OP: het kanaal kan niet gewijzigd worden nadat het netwerk geconfigureerd is.
CONFIGURATIE VAN DE SCANTIJDEN
Bij afwezigheid van alarmen en met stilstaande motor ondervraagt de basis alle sensoren om de 15 seconden, om de goede werking ervan
te controleren. Zonodig kan een kortere tijd ingesteld worden.
Wanneer de procedure CONFIGURATIE VAN HET RADIOKANAAL of TEST eindigt, en men drukt op de toets PROG, dan gaat men
automatisch de werkwijze CONFIGURATIE VAN DE SCANTIJDEN binnen.
1. De GELE led blijft permanent branden en de GROENE led knippert om de ingestelde tijd aan te duiden:
1 keer knipperen: 4 ondervragingen per seconden (0,25 s)
2 keer knipperen: 2 ondervragingen per seconden (0,5 s)
3 keer knipperen: 1 ondervraging per seconde (1 s)
4 keer knipperen: 1 ondervraging per 15 seconden (default)
2. Selecteer met de toetsen UP en DOWN de gewenste tijd.
3. Druk op de toets PROG om de programmering te verlaten.
TOEKENNING VAN DE SENSOR AAN DE BASIS
Installeer de sensoren door de bij het product gevoegde instructies te volgen en handel daarna als volgt:
1. Druk 1 keer op de toets PROG van de basis: De RODE led knippert met een enkelvoudige sequentie.
2. Houdt de toets SET van de sensor ingedrukt tot led L3 intens en regelmatig gaat knipperen. Laat vervolgens de toets los.
3. De basis verlaat automatisch de aanleermodaliteit en de sensor begint om de 15 seconden uit te zenden.
N.B.: de toekenning moet binnen 15 seconden voltooid worden anders verlaat de basis de aanleermodaliteit.
4. Sluit na afloop de houder van de sensor en breng opnieuw de schroeven aan.
5. Herhaal de handelingen voor de andere sensoren van het netwerk. Als alle sensoren geïnstalleerd en toegekend zijn, moet ook het
deksel van de centrale worden gesloten.
TEST
Om de testmodaliteit op de basis te activeren, moet de STOP-toets ingedrukt blijven en dient men dan kort op de PROG-toets te drukken.
Druk op de lijst of onderbreek de bundel van de fotocellen en controleer of:
1. de led op de sensor permanent ingeschakeld blijft
2. de rode led op de basis ingeschakeld wordt
3. druk op de toets PROG om de TEST-modaliteit te verlaten en naar de CONFIGURATIE VAN DE SCANTIJDEN over te gaan.
RESET CONFIGURATIE VAN DE BASIS
Om de configuratie van een basis te wissen, is het noodzakelijk de PROG-toets van de basis ingedrukt te houden tot de rode led begint te
knipperen. Laat de toets vervolgens los. De basis is gereset, herhaal de CONFIGURATIE VAN HET RADIOKANAAL.
40