Aarde
1.4
Aansluitingen
Transmitteraanslui-
tingen
CH 1, CH 2 en CH3
De stroomtoevoerkabel op de voedingsbron aansluiten.
Altijd een veilige verbinding met de aardgeleider (PE) waarborgen
(Beschermingsklasse I).
De apparaat volgens de regionale geldende voorschriften beveiligen tegen storingen.
– Trage zekering gebruiken.
Als het apparaat in een rek wordt ingebouwd, moet de netspanning via een geschakelde
spanningsverdeler worden aangevoerd.
Op de achterkant van het apparaat bevindt zich een schroef om de CenterOne/Center-
Two/CenterThree indien nodig via randaarde bijv. met de aardekabel van de pompinstal-
latie te kunnen verbinden.
Fig. 64: Randaarde
Voor elk meetkanaal zijn twee parallel geschakelde aansluitingen beschikbaar.
● een 8-pins RJ45-aansluiting (CH A)
● een 15-polige D-Sub ingang (CH B)
Sluit de transmitter met een standaard meetkabel of met een zelf vervaardigde af-
schermde kabel (EMC-compatibiliteit) aan op de aansluiting CH 1, CH 2 of CH 3 op
achterzijde van het apparaat.
Lijst van bruikbare meetbuizen aanhouden!
Aanrakingsspanning
Spanning die hoger is dan 30 V AC of 60 V DC gelden volgens EN 61010 als aanra-
kingsgevaarlijk.
Er mag alleen veilige laagspanning (PELV) worden aangelegd.
Multi-vakbezetting
Mogelijke beschadiging bij gelijktijdig aangesloten transmitters.
Op elk meetkanaal mag slechts één transmitter worden aangesloten (aansluiting CH
A of CH B).
X:
X
GEVAAR
LET OP
Installatie
interne randaarde (schroef
nooit losdraaien)
55