NL
WAARSCHUWING
De batterijen kunnen verslechteren, lekken of exploderen en kunnen letsel of brand veroorzaken.
1. Kort de accuklemmen niet in.
2. Laad de Alkaline-batterijen niet opnieuw op.
3. Gebruik geen oude en nieuwe batterijen door elkaar.
4. Gooi de batterijen niet bij het huishoudelijk afval.
5. Gooi de batterijen niet in het vuur.
6. Defecte of lege batterijen moeten worden weggegooid volgens de plaatselijke voorschriften.
7. Houd de batterijen buiten het bereik van kinderen.
5. OVERZICHT
1. Aan/uit-schakelaar
2. Bedieningspaneel
a. Selectieknop straal/handmatige modus
b. Indicator straal/batterij
c. Knop pulsmodus
d. Pulsmodus-indicator
3. Raampje horizontale laserstraal
4. Raampje opwaartse verticale laserstraal
5. Raampje zijwaartse verticale laserstraal
6. Batterijklep
7. 1/4" en 5/8" statiefbevestiging
b
a
2
6. BEDIENINGSINSTRUCTIES
In automatische modus (zelfnivellerend):
In de automatische modus stelt de laser zichzelf waterpas binnen een bereik van ± 2,5° en projecteert 1
horizontale 360° en/of 2 verticale 360° groene stralen.
1. Verwijder de laser uit de behuizing en plaats op een stevige, vlakke, trillingsvrije ondergrond of op een statief.
2. Druk de aan/uit-schakelaar (1) op ON. De laser projecteert een horizontale 360° straal. De straalindicator
(b) gaat branden.
3. Druk op de selectieknop (a) om de horizontale straal uit te schakelen en een zijwaartse verticale 360°
straal in te schakelen.
4. Druk opnieuw op de selectieknop (a) om de opwaartse verticale 360° straal in te schakelen naast de
zijwaartse verticale straal.
5. Druk opnieuw op de selectieknop (a) om de horizontale straal in te schakelen naast de verticale stralen.
22
1
6
d
c
8
7
3
5
4
6. Druk opnieuw op de selectieknop (a) om de twee verticale stralen uit te schakelen.
7. Als de initiële helling van de laser groter is dan ± 2,5° en de automatische modus is geactiveerd, knipperen
de laserstralen. In dit geval dient u de laser opnieuw te positioneren op een vlakker oppervlak.
8. Voordat u de laser verplaatst, zet u de aan/uit-schakelaar (1) op OFF, zodat het pendulum wordt vergrendeld
en de laser wordt beschermd.
In handmatige modus:
In handmatige modus is het zelfnivelleringsmechanisme van de 883G uitgeschakeld en kunnen de laserstralen
op elke gewenste helling worden ingesteld.
1. Controleer of de aan/uit-schakelaar (1) op OFF staat.
2. Houd de selectieknop (a) 3 seconden ingedrukt om de handmatige modus te activeren. De laser projecteert
een horizontale 360° straal die elke 3 seconden knippert om u te laten weten dat de straal niet genivelleerd
is. De straalindicator (b) gaat branden.
3. Om een helling te markeren, kantelt u de laser in de gewenste hoek.
4. Om een andere straal te kiezen, drukt u kort op de selectieknop (a).
5. Druk opnieuw op de selectieknop (a). De horizontale straal wordt uitgeschakeld en de opwaartse verticale
360° straal knippert.
6. Druk opnieuw op de selectieknop (a) en de horizontale straal verschijnt naast de verticale stralen.
7. Druk opnieuw op de selectieknop (a) om alle stralen uit te schakelen.
8. In de handmatige modus wordt de handmatige modus uitgeschakeld door de aan/uit-schakelaar
(1) van OFF op ON te zetten. De automatische modus wordt geactiveerd als de laser zich binnen het
zelfnivelleringsbereik bevindt.
In pulsmodus met detector:
Voor buitenwerk in direct zonlicht of in heldere lichtomstandigheden, en voor een groter bereik binnenshuis tot
70 meter, gebruikt u de pulsmodus met een detector. Wanneer de pulsmodus wordt geactiveerd, knipperen de
laserstralen zeer snel (onzichtbaar voor het menselijk oog), zodat de detector de laserstralen kan detecteren.
1. De pulsmodus kan in de automatische modus worden geactiveerd.
2. Zet de aan/uit-knop op ON.
3. Houd de selectieknop (a) 3 seconden ingedrukt om de pulsmodus te activeren. U zult zien dat de intensiteit
van de straal wat afneemt.
4. Zet de detector aan en zoek naar de laserstraal.
5. U kunt een andere straal in de pulsmodus selecteren door op de selectieknop (a) te drukken.
6. Om de pulsmodus uit te schakelen, drukt u op de knop pulsmodus (c) en de indicator voor de pulsmodus
(d) gaat uit.
7. ONDERHOUD
Om uw project zo nauwkeurig mogelijk uit te voeren, controleert u ter plaatse de nauwkeurigheid van uw
laser met kalibratietests.
• Vervang de batterijen wanneer de laserstralen zwakker worden.
• Reinig de raampjes en de behuizing van de laser met een schone zachte doek. Gebruik geen oplosmiddelen.
• Hoewel de laser tot op zekere hoogte stof- en waterafstotend is, mag u deze niet op stoffige plaatsen
opslaan, omdat langdurige blootstelling de interne bewegende delen kan beschadigen.
• Als de laser wordt blootgesteld aan water, droogt u de laser af voordat u deze terugplaatst in de draagtas,
om corrosieschade te voorkomen.
• Verwijder de batterij als de laser voor lange tijd niet wordt gebruikt, om corrosieschade te voorkomen.
8. KALIBRATIETEST
Deze laser is volledig gekalibreerd de fabriek uitgegaan. Kapro raadt de gebruiker aan om de nauwkeurigheid
van de laser regelmatig te controleren, vooral als het apparaat valt of verkeerd wordt behandeld.
1. Controleer de verticale nauwkeurigheid van het snijpunt dat door de horizontale (5) en zijwaartse lijnen
wordt gecreëerd.
2. Controleer de verticale nauwkeurigheid van het snijpunt dat door de longitudinale (4) en horizontale lijnen
NL
23