HW-050100B01.
Veilig gebruik van de oplader
Voor aansluiting van apparaten op het stroomnet moet de
wandcontactdoos dicht bij de apparaten worden geïnstalleerd en
goed toegankelijk zijn.
Neem de oplader uit het stopcontact en het apparaat als de
oplader niet wordt gebruikt.
Laat de oplader niet vallen en laat de oplader tegen niets stoten.
Als de voedingskabel beschadigd is (bijvoorbeeld als de draad
blootligt of de kabel gebroken is) of als de stekker loszit, mag u
die absoluut niet meer gebruiken. Aanhoudend gebruik kan
leiden tot elektrische schokken, kortsluiting of brand.
Raak het netsnoer niet aan met natte handen en trek niet aan het
netsnoer om de oplader los te koppelen.
Raak het apparaat of de oplader niet aan met natte handen. Dat
kan leiden tot kortsluiting, storingen of elektrische schokken.
Als uw oplader blootgesteld is geweest aan water, andere
vloeistoffen of overmatig vocht, brengt u de oplader naar een
geautoriseerd servicecentrum voor inspectie.
Controleer of de oplader voldoet aan de vereisten van clausule
2.5 in IEC60950-1/EN60950-1/UL60950-1 en is getest en
goedgekeurd volgens de nationale of plaatselijke normen.
Sluit het apparaat uitsluitend aan op producten die het
USB-IF-logo hebben of die het USB-IF-nalevingsprogramma
hebben voltooid.
Veilig batterijgebruik
Breng de batterijpolen niet in contact met geleiders, zoals
sleutels, sieraden of andere metalen materialen. Dat kan
kortsluiting van de batterij en letsel of brandwonden veroorzaken.
124