Ook mogen de armen niet in een grote hoek ten opzichte het voertuig staan. Assen, onderdelen
van de wieluitlijning, schokdemperhouders en andere uitstekende onderdelen mogen niet op de
achterbrugsteunen worden geplaatst, om schade aan de paddockstand of de motor te voorkomen.
Plaats de paddockstand met de steunen tegen het achterste derde deel van de achterbrugarmen,
zodat deze langs de hele breedte van de armen veilig op de steunen rusten en de motor in opgebokte
staat niet van de steunen kan afglijden.
Controleer voordat u de motor optilt nog één keer of de Rothewald-paddockstand veilig is
gemonteerd en of uw helper het voertuig stevig in positie houdt. Zet de steunpunten vast met de
stervormige knopschroeven. Druk vervolgens de Rothewald-paddockstand op de verbindingsbuis
krachtig maar langzaam en gelijkmatig onder het voertuig totdat dit op de paddockstand rust.
6.3 | Gebruik met V-adapters voor prismabussen
Controleer eerst of de achterbrug geschikte, stevig vastgeschroefde prismabussen heeft die geschikt
zijn voor de Rothewald-paddockstand. Breng eventueel afzonderlijk verkrijgbare prismabussen aan
op de daartoe bestemde draadbussen op de achterbrug.
Let goed op de schroefdraaddiameter.
Assen, onderdelen van de wieluitlijning, schokdemperhouders en andere uitstekende
motoronderdelen mogen niet als steunpunten worden gebruikt, om schade aan de paddockstand of
de motor te voorkomen.
Stel de paddockstand met de V-adapters in op de breedte van de armen van de achterbrug. Hiervoor
moet een tweede persoon het voertuig verticaal vasthouden. Leid de paddockstand met de
V-adapters van achteren naar de motor en verschuif de V-adapters zo dat deze precies aangrijpen op
de prismabussen.
Controleer voordat u de motor optilt nog één keer of de Rothewald-paddockstand veilig is
gemonteerd en of uw helper het voertuig stevig in positie houdt. Zet de steunpunten vast met de
stervormige knopschroeven. Zet de Rothewald-paddockstand vervolgens met de V-adapters zo
tegen de prismabussen dat deze volledig in de V-adapters liggen en druk de paddockstand aan
de verbindingsbuis dan krachtig maar langzaam en gelijkmatig onder het voertuig totdat dit op de
Rothewald-paddockstand rust.
6.4 | Afbokken
Ga ook bij het afbokken van het voertuig uiterst voorzichtig te werk. Een tweede persoon zorgt ervoor
dat het voertuig na het afbokken eerst verticaal wordt vastgehouden en vervolgens veilig op de jiffy
wordt geplaatst.
Als de motor voor en achter is opgebokt, haal je eerst het voorwiel van de bok.
Trek de paddockstand aan de verbindingsbuis langzaam en gelijkmatig omhoog totdat het
wiel weer contact maakt met de vloer.
33