H
OVER HET ONDERHOUD
Uw kachel vergt weinig onderhoud. Wel dient u stof en vlekken bijtijds af te
nemen met een vochtige doek, omdat er anders hardnekkige vlekken kunnen
ontstaan. Normaal gesproken zijn er slechts 4 onderdelen aan slijtage onderhevig:
1. DE BATTERIJEN
Deze kunt u zelf vervangen. Controleer het geluid van de vonkoverslag. De
batterij is bijna leeg als u een knetterend geluid hoort. De batterij moet worden
vervangen. Controleer de ontsteking aan de hand van onderhoudsprocedure 3 als
het geluid ook na het vervangen van de batterij hetzelfde blijft klinken. Gooi de
oude batterijen niet in de vuilnisbak. Volg de regels zoals die in uw gemeente
gelden voor Klein Chemisch Afval.
2. DE KOUS
Om de levensduur van de kous te verlengen, moet u de kachel van tijd tot tijd
helemaal laten leegbranden (tot hij vanzelf uitgaat). Doe dit wanneer u merkt dat
de verbranding wat minder wordt. Het leegbranden veroorzaakt enige geur, dus
het is raadzaam dit buiten de leefruimte te doen.
3. ELEKTRODEN
Als de elektroden vies worden door koolstof of teer, kunt u de elektroden
schoonmaken. De ontsteking kan defect raken als de elektroden teveel in
aanraking komen met de kous. De elektroden op de juiste positie te bevestigen.
Zorg ervoor dat er geen water op de elektroden wordt gemorst.
4. HET BRANDSTOFZEEFJE
Controleer ook met enige regelmaat het brandstofzeefje:
haal de wisseltank ¾ uit de kachel en verwijder het brandstofzeefje (fig. P). Dit
kan wat nadruppelen; houd een doekje bij de hand. Klop het brandstofzeefje
omgekeerd leeg op een harde ondergrond, om het vuil te verwijderen. (Nooit
reinigen met water!) Plaats het brandstofzeefje weer in de kachel.
!
Verwijder zelf geen onderdelen van de kachel. Neem voor een eventuele reparatie
altijd contact op met uw dealer.
!
Laat de kachel afkoelen voordat u onderhoud pleegt.
!
Voor uw veiligheid, gebruik handschoenen bij onderhoud.
I
OPSLAG (EINDE STOOKSEIZOEN)
Wij raden u aan de kachel aan het einde van het stookseizoen helemaal leeg te
branden en daarna goed op te bergen. U gaat als volgt te werk:
1 Maak de kachel aan buiten de leefruimte en laat hem geheel leegbranden.
2 Laat de kachel afkoelen.
3 Maak de kachel schoon met een vochtige doek en droog deze af.
4 Haal de batterijen uit de batterijhouder
plaats.
5 Reinig het brandstofzeefje (zie hoofdstuk H).
1
54
en bewaar deze op een droge
Brandstofzeefje
P