Montage-instructies
Let op!
Onder de kachel geen vloerbedekkingen van brandbaar materiaal zoals hout,
kunststofbedekkingen of iets dergelijks gebruiken! Doelmatig in sauna's zijn
keramiektegels. In de buurt van de kachel kunnen ook niet brandbare
vloerbedekkingen of voegmateriaal verkleuren. Voor verkleuringen of schade
aan vloerbedekkingen wordt de gebruiker niet schadeloos gesteld. De af-
stand tussen achterwand kachel en cabinewand is afhankelijk van het model
(wandhouder). De kachel dient elektrisch te worden aangesloten voordat hij
op de wandhouder wordt aangebracht. De saunakachel is ontworpen voor
cabinematen tot 6m³.
Montage van het saunaverwarmingstoestel
• 4 stuks wandhouder monteren zoals getoond in fi guur 3.
• Saunakachel voor de luchtinlaatopening zetten. (Afstand tot de vloer 30
cm). Wandhouder van het saunaverwarmingsapparaat aan de cabine-
wand bevestigen met de meegeleverde houtschroeven. Steenrooster erin
plaatsen en saunastenen erop leggen (zie beschrijving "Saunastenen op
het steenrooster leggen", hfdst. "Reiniging en onderhoud").
• Bij de montage van de saunakachel moet men erop letten dat de vertica-
le afstand tussen de bovenkant van de saunakachel en het plafond van
de sauna minstens 110 cm bedraagt, en dat de horizontale (zijdelingse)
afstand tussen kachel en cabinewand minstens 7 cm bedraagt. De afstand
tussen achterwand van de kachel en cabinewand is afhankelijk van de
bouwwijze (wandhouder).
• De afstand tussen het beschermrooster van de kachel en de ligbank en
andere brandbare materialen tot de kachel moet minstens 7 cm bedragen.
De hoogte van het beschermrooster moet gelijk zijn met de hoogte van de
kachel vooraan.
Anleitung_ Saunaofen_37.467.11.indd 25
Anleitung_ Saunaofen_37.467.11.indd 25
Maten van de saunakachel:
Lengte: 280 mm
Diepte: 370/460 mm
Hoogte: 460 mm
Aanwijzing:
Reeds een eenmalige foutieve aansluiting kan de besturingsinrichting
vernietigen. Bij foutieve aansluiting vervalt het recht op garantie.
Instructies voor de elektromonteur
Voor de aansluiting van de kachel en alle elektrische installaties dienen de
norm DIN VDE 0100 en het ongevallenpreventievoorschrift BGV A2 in acht te
worden genomen. Er dient ter plaatse een externe alpolige scheidingsinrichting-
met volle uitschakeling conform de overspanningscategorie III te
worden voorzien.
Let op!
Netsnoeren moeten met polychloropreen ommantelde fl exibele leidingen zijn.
Aansluitleidingen niet meegeleverd! Alle leidingen die binnen in de cabine
worden geïnstalleerd, moeten geschikt zijn voor een omgevingstemperatuur van
minstens 140° C. Er moeten temperatuurbestendige silicone leidingen worden
gebruikt. De minimum doorsnede van de aansluitleiding en de minimum grootte
van de saunacabine vindt u in de tabel (p. 4, tab. 1). Een aansluitschema is
aangebracht aan de binnenkant van de schakelschachtafdekking. Houd er re-
kening mee dat stroomvoerende leidingen om veiligheidsredenen niet zichtbaar
op de binnenwanden van de cabine mogen worden gelegd. Bij geprefabriceerde
saunacabines zijn in het wandelement met de toevoerluchtopening meestal lege
buizen of een schacht voor het leggen van kabels aanwezig. Mocht uw cabine
niet zijn voorbereid voor het leggen van kabels, dan bevelen wij aan om aan
de buitenkant van de cabine een contactdoos (niet meegeleverd) te installeren.
Boor naast de kabeldoorvoer van de kachel en de contactdoos een gat in de
cabinewand. Leid de kabel door de opening naar buiten tot de contactdoos. Alle
kabels moeten tegen beschadiging worden beschermd. Dit kan door het plaatsen
van een installatieschacht/-buizen of van houten afdeklijsten gebeuren.
De saunakachel mag niet in bedrijf worden genomen zonder geschikte
bescherminrichting! Hij mag alleen worden geïnstalleerd door deskun-
Fig. 3
dige personen. EN 60335-2-35 en plaatselijke installatie- en maatregelen
ter voorkoming en beperking van brand moeten absoluut in acht worden
genomen!
Aansluitschema
Fig. 4
Controle van de isolatieweerstand:
Met een isolatieweerstandsmeettoestel kunnen de weerstandswaarden
worden gemeten tussen de verschillende geleiderklemmen en de behuizing
(beschermingsaarde). De totale isolatieweerstand tussen de geleiderklemmen
en de behuizing (beschermingsaarde) moet in elk geval groter zijn dan 1
MOhm.
NL
25
13.05.20 16:47
13.05.20 16:47