NL
B4. Vervang de uitlaatgeluiddemper wanneer deze defect is.
B5. Controleer de trimmer altijd voorafgaande aan het gebruik; controleer met name het snijgereedschap, de beplating en
bevestigingsbouten en-moeren om u er van te vergewissen dat deze noch versleten, noch beschadigd, noch losgetrild zijn.
Controleer altijd de goede werking van de gashandle en de STOP-knop.
B6. Controleer of de handgrepen en de draagstel-oog zich in de juiste stand bevinden en of de machine goed uitgebalanceerd is.
De stand van de handgrepen en de draagstel-oog zijn toegelicht in het hoofdstuk "Voorbereidingen en controles
voorafgaande aan het gebruik".
B7. Kijk of de toerenknop goed is ingesteld: het loslaten van de gastrekker moet de machine tot stilstand brengen.
GEBRUIK
C1. Uitlaatgas bevat koolmonoxide, een giftig gas. Start de machine dus alleen binnen wanneer het lokaal goed geventileerd is.
C2. Werk uitsluitend bij daglicht.
C3. Werk zo min mogelijk op nat terrein.
C4. Blijf tijdens het werk op veilige afstand van de nylontrimmerkop. Deze is aangegeven door het oog van het draagstel.
C5. Loop altijd rustig en langzaam. Blijf te allen tijde in evenwicht. Houd u voor obstakels als stenen, stronken e.d. waar u over zou
kunnen struikelen.
C6. Kijk bij het werken op een helling waar u loopt. Maai altijd dwars op de helling, nooit van boven naar beneden of van beneden
naar boven.
C7. Gebruik de trimmer nooit op gevaarlijke hellingen. De gebruiker is zelf aansprakelijk voor het beoordelen van de risico's van
het terrein alsook voor het nemen van de geëigende voorzorgsmaatregelen. Dit geldt met name voor steile hellingen,
geaccidenteerd terrein en glibberige of losse grond.
C8. De machine mag in geen geval worden opgevoerd of met te hoog toerental worden gebruikt.
C9. Overtuig u ervan dat eventuele omstanders zich op een veilige afstand van tenminste 15 meter bevinden, dat het
snijgereedschap de grond of obstakels niet kan raken en dat de trimmer stevig op de grond is geplaatst wanneer u hem start.
C10. Start de motor met inachtneming van de veilige afstand tussen u en het snijgereedschap.
C11. In de onderstaande gevallen moet de motor worden uitgeschakeld en de kap van de bougie worden genomen:
- Voor u enigerlei werkzaamheden aan het snijgereedschap uitvoert,
- Voor u de machine reinigt, inspecteert, nastelt of repareert.
- Alleen voor nastellen van de carburateur en het stationair toerental mag de motor draaien.
- Vergewis u er bij het nastellen van dat de trimmer stevig op de grond is geplaatst en dat het draaiende snijgereedschap
niets kan raken.
- Nadat het snijgereedschap een hard voorwerp heeft geraakt. Inspecteer het snijgereedschap en de transmissie-as
terstond op schade en voer de nodige reparaties uit voor u de machine opnieuw start en gebruikt.
- Bij abnormaal trillen van de machine: spoor de oorzaak onmiddellijk op en elimineer deze.
C12. Schakel in de onderstaande gevallen de motor uit:
- Wanneer u de machine zonder toezicht achter moet laten,
- Voor u de machine met benzine navult,
- Wanneer u de trimmer van het ene terrein naar het andere draagt.
ONDERHOUD EN WINTERBERGING
D1. Voor een veilig gebruik van de machine moeten bouten moeren moeten te allen tijd stevig vastzitten. Regelmatig onderhoud is
van wezenlijk belang voor uw veiligheid en het handhaven van de prestaties van de machine.
D2. Gebruik de trimmer niet met beschadigde of versleten onderdelen. Onderdelen moeten worden vervangen en kunnen niet
worden gerepareerd. Gebruik uitsluitend originele onderdelen. Merkvreemde onderdelen kunnen de machine beschadigen
en uw persoonlijke veiligheid in gevaar brengen.
D3. Draag stevige werkhandschoenen bij het monteren en demonteren van het snijgereedschap.
D4. Berg de trimmer nooit op met benzine in de tank om te voorkomen dat benzinedampen tot ontbranding kunnen komen
(vonken, open vuur of hete voorwerpen).
D5. Berg de machine op in een schone, droge ruimte waar kinderen er niet bijkunnen.
D6. Laat de motor afkoelen voor u de machine in een afgesloten ruimte opbergt.
D7. U kunt het risico van brand verregaand beperken door de machine te reinigen van bladeren, gras en olie. Besteed hierbij
vooral aandacht aan de koelribben en de uitlaat. Controleer tevens de plaats waar u benzineblikken of Jerrycans opslaat op
brandgevaar.
Voorkom brand; houd de machine en de plaats waar u volle jerrycans opbergt schoon (verwijder gras, bladeren en overtollig
vet).
D8. Ledig de benzinetank altijd buiten, en met koude motor.
D9. Benzine en afgewerkte olie mogen in geen geval in het riool, de goot of op de grond worden gestort. Lever de benzine en de
olie in bij een benzinestation, waar het volgens de voorschriften wordt afgevoerd.
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
9