N E D E R L A N D S
Het maken van lamellenverbindingen
Algemeen (fig. L)
Verschillende technieken kunnen worden toegepast om sterke en precieze
lamellenverbindingen te maken. In deze handleidingen worden de
belangrijkste technieken uitvoerig beschreven.
Het kiezen van het lamellenformaat (fig. M)
De drie lamellenformaten zijn #0, #10 en #20. Gebruik de grootste lamel
die in het werkstuk past.
• Na het kiezen van het juiste formaat lamel stelt u de freesdiepte in zoals
hierboven beschreven.
Test de juiste instelling van de freesdiepte altijd in een stuk
afvalhout. Voer indien nodig een fijninstelling uit,
zoals hierboven beschreven.
Plaatsen van de lamellen (fig. N1 - N4)
• Voor kantverbindingen, moeten de lamellen met tussenruimten van
15 - 25 cm worden geplaatst. De buitenste lamellen moeten op 5 - 7,5 cm
van de uiteinden van het werkstuk (fig. N1) worden geplaatst.
• Bij het maken van smalle werkstukken zoals fotolijstjes, kunnen zelfs de
kleinste lamellen te groot zijn voor de verbinding. Frees of schuur de
uitstekende lamelpunt weg, nadat de verbinding is gelijmd (fig. N2).
• Bij het maken van werkstukken die dikker zijn dan ongeveer 2,5 cm,
kunnen dubbele lamellen worden gebruikt voor extra stevigheid (fig. N3).
• Markeer tegenover elkaar liggende delen door ze eerst te plaatsen
zoals ze worden samengesteld. Gebruik een winkelhaak om de
markeerstreep op de delen te zetten (fig. N4).
Frezen van de lamellengroeven (fig. P)
• Stel de machine in zoals hierboven beschreven.
• Plaats de hartlijnmarkering op de machinezool tegenover de
merkstreep zoals aangegeven.
• Schakel de machine in en wacht even tot het freesblad op volle
snelheid is.
• Duw de aanslag stevig tegen het werkstuk en laat het freesblad tot aan
de aanslag infrezen.
• Laat het freesblad terugkomen uit het werkstuk.
• Schakel de machine uit.
In elkaar zetten van werkstukdelen
• Probeer de werkstukdelen zo in elkaar te zetten dat de verbindingen
goed passen.
• Verdeel een geschikte lijm in de lamellengroeven en op de
tegenoverliggende delen van de verbinding.
• Plaats de lamellen in de sleuven, en zorg dat ze goed contact maken
met de lijm.
• Zet de werkstukdelen in lijmklemmen totdat de lijm droog is.
Kant-op-kant verbindingen (fig. Q1 & Q2)
• Plaats de werkstukdelen op een vlakke ondergrond zoals ze
verbonden moeten worden.
• Markeer de hartlijnen van de lamellen. De lamellen moeten worden
geplaatst met tussenruimten van 15 - 25 cm; de buitenste lamellen
moeten op 5 - 7,5 cm vanaf de randen van het werkstuk (fig. Q1)
worden geplaatst.
• Stel de aanslag in op 90°.
• Stel de hoogteverstelling ion om de lamel in het midden van het
werkstuk te plaatsen.
• Voer de overige machine-instellingen uit, zoals hierboven beschreven.
• Frees de lamellengroeven zoals hierboven beschreven (fig. Q2).
nl - 4
Lijsten (fig. R1 - R3)
• Plaats de werkstukdelen op een vlakke ondergrond zoals ze moeten
worden verbonden (fig. R1 & R2).
• Kies het juiste lamellenformaat.
• Markeer de hartlijnen van de lamellen.
• Stel de machine in zoals hierboven beschreven.
• Frees de lamellengroeven zoals boven beschreven (fig. R3).
Hoekverbindingen (fig. S1 & S2)
• Leg de werkstukdelen neer zoals ze moeten worden verbonden (fig. S1).
• Kies het juiste lamellenformaat.
• Markeer de hartlijnen van de lamellen.
• Voor het maken van een freesgroef in het vlak, klemt u het werkstuk
vast en plaatst u de machine zoals aangegeven (fig. S2).
• Frees de lamellengroeven zoals boven beschreven.
Verloopverbindingen (fig. T)
Ga als volgt te werk om werkstukdelen van ongelijke dikte te verbinden:
• Leg de werkstukdelen neer zoals ze moeten worden verbonden.
• Kies het juiste lamellenformaat.
• Markeer de hartlijnen van de lamellen.
• Kies het werkstukdeel dat teruggeschoven moet worden.
• Stel de hoogte-instelling zo in dat de lamel in het midden van het
werkstuk staat.
• Frees de lamellengroeven zoals boven beschreven.
• Verschuif de aanslag zover als benodigd voor het gewenste verloop.
Gebruik de schaal om de instelling af te lezen.
• Frees de lamellengroeven zoals boven beschreven.
45° verstekverbindingen (fig. U1 - U4)
Buitenvlakken in lijn gebracht (fig. U1)
• Leg de werkstukdelen neer zoals ze moeten worden verbonden.
• Markeer de hartlijnen van de lamellen aan de buitenkant van de
verbinding.
• Stel de aanslag hoek in op 90°.
• Stel de aanslag zo in dat de lamel meer naar de binnenkant van de
verbinding schuift waar het werkstuk dikker is. Kies het juiste
lamellenformaat (fig. U2).
• Klem het werkstuk vast en plaats de machine zoals aangegeven (fig. U3).
• Frees de lamellengroeven zoals boven beschreven.
Binnenvlakken in lijn gebracht
• Leg de werkstukdelen neer zoals ze moeten worden verbonden.
• Markeer de hartlijnen van de lamellen aan de binnenkant van de
verbinding.
• Stel de aanslaghoek in op 45°.
• Stel de aanslag zo in dat de lamel meer naar de binnenkant van de
verbinding schuift waar het werkstuk dikker is. Kies het juiste
lamellenformaat.
• Klem het werkstuk vast en plaats de machine zoals aangegeven (fig. U4).
• Frees de lamellensleuven zoals boven beschreven.
T-verbindingen (fig. V1 - V5)
Deze verbindingen worden gewoonlijk gebruikt om planken aan zijpanelen
te bevestigen (fig. V1).
• Plaats de werkstukdelen op een vlakke ondergrond zoals ze moeten
worden verbonden (als een omgekeerde T).
• Markeer de hartlijn van de lamellen op de plank.
• Markeer de bovenkant van de plank met een lichte potloodstreep op
het zijpaneel (fig. V2).
• Klem de aanslag boven op het zijpaneel en plaats het uiteinde van de
plank langs de lijn (fig. V3).
• Kies het juiste lamellenformaat.
• Stel de aanslag op 0°.
34