• Druk op toets ARM en CLR van de afstandsbediening om na te
gaan of de pairing correct is. Herhaal de procedure zoals aange-
geven als de detector niet werkt.
• Als de afstandsbediening met een van de hiervoor aangegeven
accessoires werd gebruikt, zal de detector automatisch aan elke
accessoire worden gekoppeld.
Wanneer de detector in werking wordt gesteld, worden meerdere
signalen verstuurd naar de accessoires die alarm slaan (sirene, te-
lefoonoproepen, sms, enz...).
Opmerking: Met de detector kunnen meerdere afstandsbedienin-
gen worden geprogrammeerd (code 100109).
Wanneer de batterijen worden vervangen worden afstandsbedie-
ning of accessoires niet uit het geheugen gewist. U hoeft de instel-
ling niet over te doen.
Mogelijke problemen na plaatsing van de batterijen en na instelling:
- De detector stuurt geen biepsignaal uit en/of indicator ③ knippert
niet wanneer de batterijen zijn geplaatst:
- Controleer of de batterij correct in het batterijvak is geplaatst
zoals aangegeven.
Controleer ook de lading van de batterijen en vervang eventueel
door nieuwe van hetzelfde type.
- De detector wordt niet in werking gesteld:
- Controleer of de detector een biepsignaal uitstuurt en of indicator
③ rood knippert wanneer de batterijen zijn geplaatst.
- Controleer of de klep achteraan correct is gesloten en of de bat-
terijen juist in het batterijvak zijn geplaatst.
- Wis de detector uit het geheugen van de afstandsbediening (zie
paragraaf 4.3) en herhaal de instelling.
4.3 – De detector uit het geheugen van de afstandsbediening en van
de overige accessoires wissen
• Los schroef ④ en verwijder de klep.
• Houdt toets ⑤ ingedrukt, verwijder de batterij en wacht ongeveer
10 sec.