5. BEDRIJF
1. De heftruckvorken in de vorkzakken schuiven. De ketting zo aan de heftruck bevestigen,
dat de kraanarm ook bij abrupt remmen tegen wegglijden be-
veiligd is.
2. De lengte van de draagarm instellen door de bout te verzetten.
Vervolgens de bout weer met de splitpen borgen. Alleen bij LA-NT.
3. De hoogte van de draagarm instellen door de bout te verzetten. Vervolgens de bout weer
met de splitpen borgen. Alleen bij lastarm mogelijk. Het verstellen slechts met 2 personen
uitvoeren.
4. Voor ieder gebruik moet altijd een visuele controle plaatsvinden. Bij herkenbare schade
mag de kraanarm niet gebruikt worden.
5. Er moet voortdurend gelet worden op wat er met de last gebeurt. De exploitant moet ervoor
zorgen dat het zicht niet belet wordt. Hier moet evt. een toeziende persoon ingezet
worden.
6.
Ongecontroleerde bewegingsuitslag moet worden voorkomen. Lasten langzaam en
gelijkmatig recht optillen.