D
GB
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
VOOR DE METING VAN DE
LICHAAMSTEMPERATUUR
• Om een exacte temperatuurmeting te garan-
deren, moet de thermometer vóór het begin
van de meting gedurende minstens 30 mi-
nuten aanwezig zijn in de kamer, waarin de
meting moet worden uitgevoerd zodat er een
aanpassing aan de kamertemperatuur kan
plaatsvinden.
• Meet de temperatuur van de baby niet tijdens
of onmiddellijk na het geven van borstvoeding.
• Gebruik de thermometer niet in omgevingen
met een hoge luchtvochtigheid.
• Een gebruik buiten de aangegeven omge-
vingscondities kan leiden tot foutieve metingen.
• Vóór of tijdens het meten mogen de patiën-
ten niet drinken, eten of sporten.
• Verwijder de thermometer pas van het meet-
punt, wanneer het eindgeluidssignaal te ho-
ren is.
• 10 korte geluidssignalen en een rode LCD-
achtergrondverlichting wijzen er op dat de tem-
peratuur van de patiënt hoger is dan 37,5 °C
(99,4 °F).
• Meet de temperatuur steeds op dezelfde
plek, aangezien de meetwaarden anders
kunnen variëren.
• In de volgende gevallen is een controlemet-
ing met een traditionele koortsthermometer
aan te bevelen:
1. Bij pasgeboren baby's tijdens de eerste
6 maanden.
2. Kinderen jonger dan drie jaar met een
zwak immuunsysteem, bij wie de aan-
wezigheid of afwezigheid van koorts van
doorslaggevend belang is.
3. Wanneer de gebruiker leert om de
thermometer te bedienen en tot hij ver-
trouwd is met het instrument en con-
stante meetwaarden krijgt.
4. Wanneer de meetwaarde verdacht laag is.
F
I
104
E
P
NL
AR
A