1. Houd de kettingzaag met een hand aan het achterste
handvat en de andere hand aan het voorste handvat vast.
Gebruik altijd beide handen als u het gereedschap
gebruikt.
2. Houd de handvatten vast met de duimen en vingers
rondom de handvatten.
3. Zorg dat de duim van de hand op het voorste handvat zich
onder het handvat bevindt.
4.3
DE MACHINE STARTEN
Afbeelding 1.
1. Druk de vergrendelingsknop.
2. Druk op de knop terwijl u de vergrendelingsknop
ingedrukt houdt.
3. Laat de vergrendelingsknop los.
BELANGRIJK
De kettingrem moet zijn ontgrendeld om de kettingzaag te
kunnen starten. Activeer de rem door de voorste
handbescherming naar voren te bewegen.
4.4
DE MACHINE STOPPEN
Afbeelding 1.
1. Laat de schakelaar los op de machine te stoppen.
4.5
GEBRUIK DE KETTINGREM
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat uw handen zich altijd op de grepen
bevinden.
Afbeelding 22
1. Start het gereedschap.
2. Draai uw linkerhand rond de voorste handgreep om de
kettingrem in te schakelen.
3. Trek de hendelbescherming/kettingrem naar de voorste
handgreep om de kettingrem te ontgrendelen.
4. Neem voor gebruik contact op met een erkend
servicecentrum als
•
De kettingrem de ketting niet onmiddellijk doet
stoppen.
•
De kettingrem niet zonder hulp in uitgeschakelde
positie blijft staan.
4.6
EEN BOOM VELLEN
Afbeelding 9-10.
Wij raden aan dat een gebruiker die de zaag voor het eerst
gebruikt, stammen op een zaagbok of normale bok zaagt.
Voordat u een boom velt, zorg dat
•
De minimum afstand tussen de verzaag- en velzones
bedraagt twee keer de lengte van de boom.
Nederlands
•
De bediening mag niet leiden tot
•
Letsel aan personen.
•
Het raken van nutsleidingen. Als de boom
nutsleidingen raakt, neem onmiddellijk contact op
met het nutsbedrijf.
•
Veroorzaakt materiële schade.
•
De gebruiker bevindt zich niet in het gevaarlijke gebied,
zoals bijvoorbeeld op een helling on de boom.
•
De ontsnappingsroutes die zich naar achteren en
diagonaal achter de velrichting bevinden zijn vrij van
obstakels. De velrichting wordt bepaald door
•
De natuurlijke groeirichting van de boom.
•
De locatie van grotere takken.
•
De windrichting.
•
Zorg dat er zich geen vuil, steen, losse schors, nagels of
nietjes op de boom bevinden.
1. Maak een lage horizontale inkeping. Zorg dat deze
zaagsnede
a) 1/3 breed van de diameter van de boom is.
b) Loodrecht op de velrichting.
De horizontale inkeping zorgt ervoor dat de zaagketting
of de kettinggeleider niet klem raakt als u de tweede
inkeping maakt.
2. Zorg dat de velsnede niet minder dan 50 mm en hoger
is dan de horizontale inkeping. Zorg dat deze
zaagsnede
a) Parallel aan de horizontale inkeping is.
b) Voldoende hout over is om een scharnier te vormen
wat voorkomt dat de boom draait en in de verkeerde
richting valt.
Zodra de velsnede in de buurt van het scharnier komt,
valt de boom om. Stop de velsnede als de boom
•
Niet naar de juiste richting valt of
•
Achterwaartse bewegingen die ervoor zorgen dat het
blad en ketting vast komen te zitten in de snede.
3. Gebruik een velwig om de zaagsnede te openen en laat
de boom in de juiste richting vallen.
4. Als de boom begint te vallen,
a) Verwijdert u de kettingzaag uit de zaagsnede.
b) Schakel het gereedschap uit.
c) Leg het gereedschap weg.
d) Ga achteruit via de vluchtroute. Let op voor
overhangende takken en uw voeten.
4.7
EEN BOOM SNOEIEN
Afbeelding 11.
Snoeien is het verwijderen van de takken van een omgehakte
boom.
57
LET OP!
NL