BELANGRIJK:
Wanneer het display van het bedieningspaneel knippert, geeft dit de ingestelde temperatuur aan.
BELANGRIJK: Om de werking van het apparaat te verbeteren, is het belangrijk om de temperaturen
aan de passagiers aan te passen met een maximum van 10 ° C tussen het bovenste en onderste
compartiment (bijvoorbeeld 18 tot 8 °).
De temperatuur van het apparaat is instelbaar tussen 5°C en 20°C.
De temperatuurregeling wordt uitgevoerd door een thermostaat. Verandering van de temperatuur
genereert een hoger energieverbruik.
Wanneer de omgevingstemperatuur 25℃ is en het apparaat geen fles heeft opgeladen, duurt het
ongeveer een uur om de temperatuur van het apparaat te verhogen van 11℃ naar 18℃.
Onder dezelfde omstandigheden duurt het ongeveer een uur om de temperatuur van het apparaat te
verlagen van 18℃ naar 11℃.
De ingestelde temperatuur van de bovenste zone moet lager zijn dan die van de onderste zone
(alleen LSBI36BDZ). Het apparaat garandeert dat de temperatuur behouden blijft zolang het in bedrijf
is en onder normale gebruiksomstandigheden wordt gebruikt. De temperatuur in het apparaat en het
energieverbruik kunnen door vele factoren worden beïnvloed: omgevingstemperatuur, blootstelling
aan zonlicht, aantal deuropeningen en opgeslagen hoeveelheid... Kleine temperatuurschommelingen
zijn volkomen normaal.
6. UITRUSTING
Het klimatiseersysteem
Volgens de aanbevelingen van specialisten is de ideale temperatuur om wijn te bewaren ongeveer 12 °C,
binnen een marge van 10 tot 14 °C. Dat mag niet worden verward met de serveertemperatuur, die varieert
tussen 5 en 20 °C, afhankelijk van de wijnsoort.
Het is vooral belangrijk om plotse temperatuursveranderingen te vermijden. Dit apparaat werd ontworpen
door specialisten voor wijnliefhebbers. In tegenstelling tot een gewone koelkast, houdt dit apparaat
rekening met de gevoeligheid van 'grand cru'-wijnen voor plotse temperatuursveranderingen door een
constante gemiddelde temperatuur te garanderen.
Het anti-trillingssysteem
De koelcompressor is voorzien van speciale schokdempers (de silent-blocks) en de binnenruimte is van
de buitenzijde geïsoleerd door een dikke laag polyurethaanschuim. Deze kenmerken voorkomen het
doorgeven van trillingen aan uw wijnen.
Ontdooien
Uw apparaat is uitgerust met een automatische ontdooicyclus. Tijdens de stilstand van de koelcyclus
worden de gekoelde oppervlakken van het apparaat automatisch ontdooid. Het op die manier
opgevangen dooiwater wordt afgevoerd naar een verdampingsbak voor condensaatwater, die zich vlak
bij de compressor op de achterkant van het apparaat bevindt. De warmte die door de compressor
geproduceerd wordt, verdampt vervolgens de condensaten die in de bak opgevangen werden.
Hygrometrie
De hygrometrie van onze wijnkelders wordt op zichzelf geregeld door het principe van de hygrodynamica.
Tijdens het koelen ontstaat er vorst (de kou droogt de lucht), de luchtvochtigheid kan tot 50% dalen.
Tijdens de opwarmperiode smelt de vriesijs en kan de snelheid boven 75% stijgen. Door het gemiddelde
te nemen van de 2 waarden, verkrijgen we een vochtigheidsniveau dat geschikt is voor wijnopslag. Het
is noodzakelijk om de gemiddelde waarde te schatten over verschillende cycli en niet vanuit een
eenmalige verklaring.
96