G
3.1
G
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
1
112
Wijzig nooit zelf de service-parameters in het servicemenu. Dit kan
ernstige schade aan de kachel veroorzaken, waardoor de garantie komt
te vervallen. Het inregelen van de kachel mag uitsluitend door een
Qlima erkend service technicus uitgevoerd worden.
WERKZAAMHEDEN VOOR EN TIJDENS DE EERSTE OPSTART
Na nieuwbouw of een verbouwing: laat het gebouw goed drogen
alvorens de kachel de eerste keer te gebruiken. Het is bekend dat
muren, plafonds en/of vloeren veel tijd nodig hebben om helemaal te
drogen. Roet, asdeeltjes etc. kunnen zich gemakkelijk aan niet helemaal
gedroogde muren hechten.
Controleer of de kachel is geïnstalleerd conform de installatiehandleiding.
Verwijder alle elementen, zoals handleiding, kachelgereedschap etc. van en
uit de kachel voordat deze in gebruik genomen wordt.
Vul de pellettrechter met pellets. Zie hoofdstuk 5 "De pellettrechter vullen
met pellets" van deze gebruikshandleiding voor uitleg met betrekking tot
de te gebruiken pellets en hoe de pellettrechter gevuld moet worden.
Steek de stekker in een geaard stopcontact en schakel de stroomschakelaar
in. Deze bevindt zich aan de achterzijde van de kachel.
Controleer hoofdstuk 9 "Elektrische aansluiting" van de installatie-
handleiding voordat het apparaat elektrisch aangesloten wordt.
Lees hoofdstuk 4 "Normaal gebruik van de kachel" door voor meer
informatie over de bediening van de afstandsbediening (indien
meegeleverd) en het verloop van de opstartprocedure.
Zorg voor voldoende ventilatie in de ruimte. De kachel is gemaakt van
hoogwaardig staal met een beschermende coating. Tijdens de eerste
stookbeurten hardt de coating verder en zet het staal zich. Dit proces
kost de nodige tijd. Tijdens de eerste werking is het normaal dat er zich
een onaangename geur en rook vormt afkomstig van de verflaag van de
kachel.
Laat de kachel nooit draaien als de branddeur open is. Houd de deur
altijd gesloten tijdens de werking van de kachel en zorg ervoor dat de
deurvergrendeling goed gesloten is.
Start de kachel op en selecteer verbrandingsniveau 1.
Om blijvende schade aan de kachel te voorkomen, moet dit instoken
geleidelijk en op een laag vuur gebeuren. Houd dit vuur laag gedurende
de eerste vier tot vijf uur; daarna kan het stookvermogen geleidelijk
verhoogd worden. Laat de kachel tenminste nog drie tot vier uur constant
branden.